Op 14 september 2024 tijdens circusfestival Plein de Cirque (Turnhout) kwamen 30 circusprofessionals uit Vlaanderen en Nederland om te bespreken hoe we elkaar over de grenzen heen kunnen versterken rond thema’s zoals: maken, programmeren & spreiden, reflectie en talentontwikkeling. Lees hiernaast het artikel dat Liv Laveyne over deze bijeenkomst schreef.
Het Vlaamse circusveld is misschien een lapje groot, maar erg ondernemend en vooral ook reislustig. Met de leuze ‘beter een goede buur dan een verre vriend’, namen Circuscentrum en Plein de Cirque het initiatief om de samenwerking rond circus in Vlaanderen en Nederland onder de loep te nemen. Omdat er al veel is dat we delen, maar omdat er nog meer deelbaar kan worden gemaakt.
– Door Liv Laveyne -
De één eet frietjes, de ander patat, maar hoe we soms ook mogen verschillen, we delen een gemeenschappelijke taal, geschiedenis én ook een grote goesting voor circus. Tegelijk delen we ook vaak dezelfde bezorgdheden: over talentontwikkeling, spreiding en reflectie, over inhoud en middelen. De recente subsidieperikelen in Nederland waar zowel enkele festivals als ontwikkelingsinitiatieven zich gekortwiekt zagen, zorgen voor onrust. In Vlaanderen is het afwachten of het bloeiende circusveld verder kan doorgroeien. Tegelijk is het in deze uitdagende tijden ook kwestie om de opportuniteiten te zien en samen de krachten te bundelen.
Omdat er altijd nood is aan meer kennisdeling en dialoog, organiseerde Circuscentrum een ontmoetingsmoment tussen Vlaamse en Nederlandse organisatoren tijdens Plein de Cirque, het circusfestival van de Warande. Niet toevallig daar want Turnhout is maar een steenworp verwijderd van de Nederlandse grens. Het festival wil dan ook de komende jaren inzetten op uitwisselingen tussen Vlaanderen en Nederland. “Er zijn al veel waardevolle initiatieven maar die zijn nog te vaak verbrokkeld. We hebben nood aan een netwerk dat de puntjes verbindt,” vindt Tom Landeloos, programmator bij Plein de Cirque.
Het circusveld in Vlaanderen en Nederland is nog vrij jong en zoekend in vergelijking met de meer gevestigde podiumkunsten als theater en dans. En dus ook een redelijk overzichtelijk veld qua aantal gezelschappen, festivals, werkplaatsen of ontwikkelingsplekken (zie overzicht). Maar we mogen de ogen niet sluiten voor de realiteit. Aan het begin van de jaren 2000 verkondigde toenmalig Vlaams Minister van Cultuur Bert Anciaux, de voorvechter van het Circusdecreet in Vlaanderen: “Laat duizend bloemen bloeien”, refererend aan de overvloed aan artistiek talent. Maar we stuiten op de grenzen van die bloei. Er is het groeiende aanbod, ook internationaal, en een steeds groter wordende instroom van nieuwe makers, er zijn de beperkte programma-en prospectiebudgetten aan de ene kant, de stijgende loon- en transportkosten aan de andere kant… Dit alles doet de druk om te presenteren en gespreid te worden steeds meer toenemen.
Dat beaamt ook Jördis Cordua van Circunstruction, die een ontwikkelingstraject biedt voor jonge artiesten in Nederland en die ook probeert te spreiden. “Er is momenteel in Vlaanderen een zodanig straf aanbod aan artistiek werk van eigen bodem dat programmatoren nog weinig geneigd zijn om over het muurtje, bij de buren te kijken.” Het is de l’embarras du choix, een luxeprobleem aan te veel keuze, waar ook de Nederlandse theatergezelschappen in Vlaanderen al langer mee te maken hebben. Behalve het inhoudelijke argument speelt ook het financiële mee: “Nederlandse gezelschappen hanteren hogere uitkoopsommen om in het buitenland te spelen, tel daarbij nog de Buitenlandse Bedrijfsvoorheffing en de extra overnachtings- en transportkosten en de keuze is soms snel gemaakt”, zegt Jonas Van Soom van de Leuvense Circuswerkplaats CIRKLABO en het festival CIRKL. “Omgekeerd zijn de uitkoopsommen die in Nederland worden gehanteerd, zodanig laag dat een Vlaamse circusartiest die aan de Nederlandse grens komt nog nét niet rechtsomkeer maakt”, grapt Tanja Ruiter van HH Producties.
“Als je een voorstelling maakt, wil je vooral veel kunnen spelen, zegt circusartiest Simon Granit Ossoinak, die recent afstudeerde aan CODARTS. “Soms is een voorstelling een succes, maar is er geen geld om nog verder te toeren.” Steeds meer gaan in Vlaanderen stemmen op dat de subsidies niet alleen voor de creatie dienen maar ook voor spreiding. Want wat is het nut om te maken als je niet kan spelen? “In Nederland dient de subsidie al voor een deel om de tournee te organiseren maar zelden is dat toereikend”, zegt Ruiter.
Wij zijn jaloers op het fijnmazig netwerk dat Vlaanderen heeft aan presentatie- en creatieplekken, met zowel kunst- en cultuurhuizen, gemeenschapscentra, werkplaatsen en festivals. In Nederland is er - naast de vijf grote festivals – weinig plaats én vooral weinig lef om circus te programmeren in de schouwburgen.
Niettemin is - in vergelijking met pakweg theater - circus nog bijzonder duurzaam met lange speelreeksen en ook een grote internationale afzetmarkt. Voor het circus uit Vlaanderen blijft Frankrijk nog het gidsland als tweede afzetmarkt naast eigen land, met een comfortabele derde plek voor Nederland. Opvallend achter Duitsland bengelend zit Wallonië.* Toch komen de tournees onder druk te staan in het toenemend aanbod. “Circus blijft duur en technisch niet altijd even evident”, zegt Aukelyn Allary van circuswerkplaats PERPLX in Kortrijk. “Vele zalen in Vlaanderen zijn technisch onvoldoende uitgerust, zeker voor disciplines als aerial, waar voldoende hoogte en ankerpunten voor nodig zijn.”
“Maar”, klinkt het vanuit Nederlandse hoek: “Wij zijn jaloers op het fijnmazig netwerk dat Vlaanderen heeft aan presentatie- en creatieplekken, met zowel kunst- en cultuurhuizen, gemeenschapscentra, werkplaatsen en festivals. In Nederland is er - naast de vijf grote festivals – weinig plaats én vooral weinig lef om circus te programmeren in de schouwburgen”, zegt Alfred Konijnenbelt van Spoffin festival in Amersfoort. “De Nederlandse schouwburgen hanteren sowieso een ander zakelijk model dan de Vlaamse cultuurcentra en tonen zich daardoor weinig avontuurlijk in hun programmering.”
Veilig spelen aan de ene kant, te weinig tijd aan de andere kant. De Vlaamse en Nederlandse festivalprogrammatoren kennen elkaar wel maar tussen de programmatoren van Vlaamse cultuurhuizen en Nederlandse schouwburgen is er geen contact. “Veel cc-programmatoren werken op meerdere disciplines, waarvan circus maar een klein onderdeel is en waardoor er dus weinig wordt geprospecteerd,” zegt Kathleen Keymeulen van cultuurcentrum De Werf in Aalst. In Vlaanderen neemt Circuscentrum initiatief om twee maal per jaar een Vlaams programmatorenoverleg te organiseren. “Misschien kan een uitbreiding met de Nederlandse collega’s daarin interessant zijn, zeker met het oog op het organiseren van tournees. Het programmatorenoverleg beperkt zich momenteel eerder tot kennisdeling dan echt tournees opzetten want dat kost energie en tijd. Iets wat weinig programmatoren binnen hun brede takenpakket nog hebben.”
We moeten het warm water niet uitvinden. Er zijn genoeg interessante initiatieven maar die worden nog onvoldoende gedeeld.
Eenzelfde verzuchting horen we ook bij de spreidingskantoren die met circus bezig zijn. Niet alleen maakt het verschil in financiering van organisaties het vaak moeilijk. Circus is ook op andere vlakken niet voor één gat te vinden: “Eenzelfde gezelschap maakt nu eens een creatie voor zaal, dan weer voor tent of locatie, en zoekt daarnaast ook eens de rek met andere disciplines. Het is vaak telkens opnieuw maatwerk en andere circuits aanboren. Dat is fijn, maar vergt veel. Niet alleen bij de artiesten ook bij de spreidingskantoren is het vaak jongleren met veel ballen”, horen we bij Emma Ketels van het Antwerpse spreidingskantoor JE BURO.
Showcasefestivals als Gevleugelde Stad in Ieper (voor outdoor circus en straattheater) of Circunstruction in Rotterdam (voor jong werk), gezamenlijke creaties en tournees opzetten zoals CircUIT (een Belgische netwerk rond outdoor circus), The Great Catch (Nederlandse schouwburgtournee met jong werk selectie) of Eigen Kweek (een creatie- en spreidingsinitiatief voor jong werk door de Vlaamse cultuurhuizen): “We moeten het warm water niet uitvinden”, klinkt het. “Er zijn genoeg interessante initiatieven maar die worden nog onvoldoende gedeeld en zouden kunnen worden uitgebreid tussen Vlaanderen en Nederland.”
Het is wellicht het grootste verschil tussen Vlaanderen en Nederland: de afwezigheid van een circushogeschool in Vlaanderen. Er is uiteraard ESAC in Brussel dat veel internationale studenten aantrekt. Maar de dynamiek die de twee circushogescholen Fontys (het vroegere ACAPA) in Tilburg en CODARTS in Rotterdam teweegbrengen, is wezenlijk. Het brengt leven in een stad. Dat is soms letterlijk voelbaar met circusstudenten die hun skills op straat oefenen, of met de school voor een toonmoment naar buiten trekken. Stad Tilburg maakte zelfs een citymarketingfilmpje met een jonglerende student.
“Het is fijn om zo een internationale studentenpopulatie te hebben, maar het Nederlandse culturele klimaat moet ook aantrekkelijk genoeg blijven qua carrièremogelijkheden daarna of anders dreigt er een braindrain”, zegt Tanja Ruiter. Simon Granit Ossoinak is duidelijk: “Als jonge artiest ga je waar de financieringsmogelijkheden zitten. Je bent niet gebonden aan een taal of een thuis. Ook is het vaak zo dat studenten bij het afstuderen wel volleerd zijn in hun discipline maar nog te weinig kennis hebben over hoe het Vlaamse en Nederlands kunstenveld is georganiseerd. Een omgekeerde pitch waarbij organisaties zich voorstellen aan artiesten zou hierin kunnen helpen.”
Maar de braindrain in Nederland waarover Ruiter spreekt, geldt ook in omgekeerde richting. Het ontbreken van een circushogeschool in Vlaanderen betekent dat jongeren die een professionele carrière in het circus ambiëren (hetzij vanuit de ateliers dan wel via andere kanalen) daarvoor naar het buitenland trekken of in geringe mate naar het Brusselse ESAC. Een mogelijke oplossing ligt hier bij de (voor)opleidingen zoals Frankrijk dat kent met het systeem van de école preparatoire (een soort vooropleiding na het middelbaar). In Vlaanderen was er een circushumaniora in Leuven maar die loopt wegens te weinig interesse af.
Waar in Nederland het de circushogescholen zijn die als het ware de topsporters afleveren, heeft Vlaanderen de ateliers als humus voor talent.
In Vlaanderen werd even de mogelijkheid onderzocht om een circushogeschoolopleiding te voorzien aan het KASK, het conservatorium in Gent, maar die plannen werden wegens een tekort aan financiële middelen en infrastructuur in de diepvries gestoken. In een interview rond de landschapstekening liet Noemi De Clercq, directeur van Circuscentrum, optekenen dat “een masteropleiding circus aan een hogeschool een belangrijke katalysator voor het Vlaamse circusveld zou kunnen zijn.” Niet vanuit een wij-moeten-dat-ook hebben-reflex, maar door te zien hoe zo’n circusmaster aanvullend kan zijn binnen de brede internationale context.
“Zo’n circushogeschool is ook niet heiligmakend”, vindt Margot Janssens van Detail Company. “Net de zijwaartse instroom van selfmade artiesten of via andere opleidingen zijn verrijkend. Daar liggen misschien nog meer opportuniteiten door de kennis rond dramaturgie en spel uit te wisselen tussen de theater-en dansopleidingen aan de ene kant en de circusopleidingen aan de andere kant.” “Waar in Nederland het de circushogescholen zijn die als het ware de topsporters afleveren, heeft Vlaanderen de ateliers als humus voor talent”, zegt Jonas Van Soom van CIRKLABO en CIRKL. “De afwezigheid van een circushogeschool wordt hier gecompenseerd door de goede doorstroom en dialoog tussen ateliers, werkplaatsen en festivals.”
“Het is iets wat we in Nederland vaak mankeren”, zegt Jördis Cordua. “Het model in Nederland is erg verbrokkeld en weinig duurzaam met verschillende fondsen en beurzen.” Simon Granit Ossoinak: “Bovendien wordt de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland je als artiest niet makkelijk gemaakt omdat er voor beurzen en fondsen verschillende deadlines gelden.” Ontwikkelingsinitiatieven zoals Makershuis Tilburg, Circunstruction en TENT zijn dan ook nog eens zelf erg precair, zo bleek binnen de recente subsidiebeslissingen. Net deze organisaties, die een voedingsbodem bieden voor jonge makers, zouden een continuïteit moeten kunnen garanderen.
Een initiatief dat langs beide kanten op veel waardering kan rekenen, is de Nieuwe Makersregeling, een duurzaam traject waarin een maker zich samen met één of twee organisaties verbindt om een parcours van vier jaar samen af te leggen. Een samenwerking met Vlaanderen en Nederland zou dat draagvlak nog kunnen verbreden. Maar los van deze regeling kunnen ook meer gevestigde gezelschappen daarin een verantwoordelijk opnemen. Binnen de podiumkunsten in Vlaanderen nemen sommige structureel gesubsidieerde gezelschappen (vb. De HOE, Muziektheater Transparant) een jongere artiest of gezelschap onder de vleugels en ook in Nederland geeft Panama Pictures het goede voorbeeld. Het voordeel is dat jonge makers er op een expertise kunnen rekenen in creatie en spreiding waardoor de financiële overhead ook kleiner is.
“Het is voor circusartiesten in Nederland erg moeilijk om aan een subsidie te geraken binnen het Fonds Podiumkunsten. Je moet concurreren met veel dans- en theatergezelschappen. Er is geen aparte pot voor circus als in Vlaanderen”, zegt Tanja Ruiter. “Circus in Nederland blijft er daardoor toch het ondergeschoven broertje. Het gevolg is dat artiesten een commercieel project maken om dan dat geld weer te kunnen gebruiken voor een artistieke creatie. Er is ook geen artiestenstatuut zoals in Vlaanderen. Het betekent dat creatieperiodes vaak kort zijn en met te weinig research gebeuren. En dan zie je vaak een net-niet-gelukte voorstelling met een goed idee maar te weinig uitgewerkt. Dat is erg spijtig en hoegenaamd geen duurzaam beleid.”
Hoewel het circuslandschap per definitie internationaal en divers is, neemt dit niet weg dat een gedeelde taal het gesprek vergemakkelijkt. Een taal die we delen door samen over circus te spreken, te denken en te discussiëren. Toch is net de circuskritiek nog een vorm van (zelf)reflectie die overal en dus ook in Vlaanderen en Nederland achterblijft. Misschien omdat het hedendaags circus nog een jonge vorm in volle ontwikkeling is? Nog maar sinds enkele decennia aanschurkend aan de kunsten en niet enkel als entertainment voor de gegoede kunstkritiek? Misschien omdat er getrainde theater- en dansrecensenten zijn, maar in circus die geoefende blik nog dun gezaaid is?
Nochtans is een gefundeerde kritiek een voorwaarde voor de ontwikkeling van een kunstvorm. Recensies zijn niet alleen een promomiddel maar kunnen ook inzichten geven aan artiesten. De criticus reflecteert door terug te blikken maar anticipeert ook op de toekomst. In Circusmagazine hield criticus Wouter Hillaert een pleidooi voor (meer) circuskritiek. Volgens hem ligt er nog een emancipatorische inhaalbeweging op ons te wachten. “Net als jeugdtheater, comedy en sociaal-artistiek werk die zich lang ophielden in de periferie van de podiumkunsten en moesten vechten om serieus genomen te worden. De circuskunsten mogen wel bogen op een eigen decreet en meerdere kwaliteitsfestivals. Ze kunnen nog winnen aan symbolisch kapitaal”.
Er is aan beide kanten van de grens nog veel werk aan de winkel om het imago van circus bij te stellen. Wat is circus? Het valt op hoe erg de clichés nog altijd leven.
Los van elkaar startten Vlaanderen en Nederland een ontwikkelingstraject op om beginnende critici warm te maken voor circuskritiek. Het leren kennen van die discipline en de daarbij horende vocabulaire, vormt daar al een eerste grote uitdaging. In Nederland, in het najaar 2023, organiseerde Domein voor Kunstkritiek in samenwerking Circuspunt, Festival Circolo, Circusstad & TENT/This is not a circus een zesdaagse schrijfworkshop onder begeleiding van een recensent, een literair schrijver en een redacteur. In Vlaanderen startte Circuscentrum in 2024 in samenwerking met het recensieplatform Pzazz een intensief jaartraject rond circuskritiek langs vier festivals in Vlaanderen.
Langs beide kanten hoor je hetzelfde. Op vlak van circuskritiek is er nog een gapend gat, er wordt geschreven maar weinig en nog te weinig met kennis ter zake. “De gedeelde taal is hier zeker een kans om samen na te denken om de pool te vergroten. Misschien kan Circusmagazine, dat een initiatief is van Circuscentrum in Vlaanderen, ook een gezamenlijk Vlaams-Nederlands project zijn,” zegt Marc Eysink Smeets van Circolo Festival.
Ook in het onderwijs is er nog braakliggend terrein wat betreft een gedeeld denken over circus, van circusgeschiedenis tot circusdramaturgie en dit zowel bij de circushogescholen zelf als in de universiteiten en het kunstonderwijs. “We moeten meer kennis delen over circus”, zegt Eysink Smeets resoluut. “Ook in commissies en jury’s binnen diverse afstudeerprojecten, calls en subsidieaanvragen kan meer uitwisseling tussen Vlaanderen en Nederland voor een steviger netwerk zorgen.”
Want alles begint en staat bij de perceptie: het imago van circus of beter gezegd de vele gezichten van circus. “Er is aan beide kanten van de grens nog veel werk aan de winkel om het imago van circus bij te stellen. Wat is circus? Het valt op hoe erg de clichés nog altijd leven, niet alleen bij het brede publiek maar ook in de andere kunstsectoren. We moeten samen onze missie ervan maken de verscheidenheid van circus te verkondigen.”
Enkele concrete aanbevelingen voor een hechtere en vruchtbare samenwerking
* In 2024 voerde Circuscentrum, in samenwerking met studenten van de Arteveldehogeschool, een uitgebreide deskresearch uit naar het internationale karakter van de circusgezelschappen in Vlaanderen. Dit onderzoek bracht de samenstelling, creatie en spreiding van voorstellingen van 50 gezelschappen in 2023 in kaart. Het betreft gezelschappen die tijdens de onderzoeksperiode (februari tot augustus 2024) op de website Circus in Vlaanderen vermeld stonden, ongeacht hun financieringsstatus via het Circusdecreet.
Heb je een idee of wil je nog iets kwijt? Mail naar severine@circuscentrum.be
Circusmagazine is het driemaandelijks tijdschrift voor de circuskunst. Op eigentijdse wijze bericht het over verleden, heden en toekomst van de circuswereld in Vlaanderen and beyond.
Abonneer je hier