Conversation starter: Focusgroep ruimte en infrastructuur

Dit was de gespreksstarter voor de focusgroep Ruimte en Infrastructuur op 25 maart in Brussel, waar professionals uit de circussector samenkwamen om de behoeften en uitdagingen rond ruimte en infrastructuur voor circus te bespreken, met aandacht voor educatie, training, creatie en presentatie.

WAAROVER HEBBEN WE HET?

De circussector maakt gebruik van een veelheid aan ruimtes, en elke gebruiker/elke categorie van gebruikers heeft eigen behoeften en verwachtingen. Binnen deze focusgroep kijken we naar de ‘’beschikbaarheid van, toegang tot en aanpassingen aan ruimte en infrastructuur voor circus’’. We hebben het dan over ruimte voor verschillende doeleinden, gaande van circuseducatie, training, creatie tot presentatie, en dit zowel in private als publieke eigendom.

Bronnen/extra leesmateriaal

Hieronder verkennen we recente ontwikkelingen, uitdagingen en kansen op vlak van ruimte en infrastructuur in het circuslandschap. We baseren ons hierbij op diverse bronnen die je zelf ook nog kan raadplegen als je dat wenst:

- Nick Verginis voert in opdracht van Circuscentrum een onderzoek naar de noden van circusartiesten omtrent ruimte en infrastructuur, hij schreef een artikel met een aantal voorlopige resultaten. Het volledige rapport volgt voor de zomer.

- In 2023 lanceerde Circuscentrum een ‘Toolbox Lokaal Beleid’ met daarin checklists en inspiratie op vlak van ruimte voor circus

- Circuscentrum hield de voorbije jaren uiteraard ook vinger aan de pols bij de verschillende actoren in het veld via (deel)sectorale overlegmomenten, individuele gesprekken, infosessies….

- Vanuit die kennis biedt Circuscentrum ook inspiratie aan het beleid, o.a. over ‘ruimte voor circus’

- In Circusmagazine #74 spraken de leden van Be Flat over hun nieuwste project ‘Living’ waarbij zowel het creatieproces als de voorstellingen plaatsvinden op locaties die daar in oorsprong niet voor bestemd zijn.

WAT ZIEN & HOREN WE?

Uitdagingen

Het gaat goed met de circussector: er wordt in heel Vlaanderen circus beoefend, gemaakt en getoond. Een gevolg hiervan is de groeiende nood aan (aangepaste) ruimte. Circus heeft zeer specifieke verwachtingen en noden als het gaat over ruimte en infrastructuur en die worden momenteel niet altijd vervuld. Problemen zoals onaangepaste locaties, beperkte financiële middelen voor investeringen en toenemende drempels en regelgeving bij inname van publiek domein worden dan ook vaak genoemd als mogelijke struikelblokken.

Er is een algemeen tekort aan beschikbare (binnen- en buiten)ruimte voor circus in al zijn vormen. Zo is er een groeiende vraag naar eigen infrastructuur vanuit de circusgemeenschap. Veel circusateliers organiseren vandaag lessen op verschillende locaties die ze met andere gebruikers delen. Vaak uit noodzaak omdat ze geen eigen geschikte plek vinden. Een eigen hoofdlocatie kan nochtans zorgen voor rust, zekerheid en de mogelijkheid om een gezellige plek met een eigen identiteit te ontwikkelen. Zo’n eigen hoofdlocatie dient dan ook vaak als ontmoetingsruimte voor leden, medewerkers, artiesten en de buurt.

Naast lesruimtes blijkt er ook een algemene nood aan kantoor- en opslagruimte. Organisaties zonder eigen locatie moeten hiervoor vaak bijkomende infrastructuur huren en daar zijn extra kosten aan verbonden. Ook qua trainingsruimte is er een beperkt aanbod. Hoewel veel ateliers hun ruimte ter beschikking stellen voor artiesten, kan dit vaak enkel tijdens vrije trainingen of buiten lesuren. De vraag is duidelijk groter dan het aanbod.

Circus is een kunstvorm die vaak om aangepaste ruimtes vraagt met bijvoorbeeld voldoende hoogte, voldoende oppervlakte, voldoende ankerpunten,…. Bestaande jeugd-, sport- en cultuurinfrastructuur is vaak niet aangepast aan deze noden, en bij nieuwbouw is hier vandaag nog niet altijd voldoende aandacht voor. Sportzalen en turnzalen zijn bijvoorbeeld niet altijd aangepast voor rigging of hebben te lage plafonds. Voor de presentatie van circus kent Vlaanderen een breed netwerk aan cultuur- en gemeenschapscentra, maar deze gebouwen zijn niet altijd aangepast om circus te programmeren. Vaak is er een te klein podium, ontbreken (geschikte) ankerpunten of zijn er onvoldoende hoge plafonds. Daarnaast is er nood aan circus specifieke technische kennis ter ondersteuning van artiesten en gezelschappen. De noden en drempels op vlak van infrastructuur variëren uiteraard sterk per subdiscipline. Vooral voor (lucht)acrobatie blijkt het moeilijk om geschikte ruimtes te vinden.

Uit een scan van de beleidsplannen van de structureel gesubsidieerde circusateliers blijkt dat er vaak investeringen nodig zijn om bestaande ruimtes aan te passen aan circus-technische eisen. Organisaties die ruimtes huren, mogen niet altijd grote aanpassingen doorvoeren aan de infrastructuur, maar aanpassingen blijven vaak noodzakelijk. Als er (extra) ruimtes gehuurd worden, moet er vaak bijkomend geïnvesteerd worden in extra materiaal.

De mate waarin en manier waarop aanbieders van (circus)ruimte, zoals bijvoorbeeld circusateliers en circuswerkplaatsen, beschikken over die ruimte verschilt per organisatie. Sommige organisaties hebben (semi)permanente ruimte in eigen bezit door aankoop of erfpacht. Andere organisaties moeten huren of partnerschappen aangaan om toegang te krijgen tot ruimtes. Zo zijn er circusateliers die lessen aanbieden in ruil voor toegang tot de turnzaal van een school. Daarnaast zijn sommige organisaties ingebed in een stedelijke of provinciale structuur waardoor ze gebruik kunnen maken van het bredere lokale aanbod. Die complexe realiteit en veelheid aan regels en wetmatigheden, komen de flexibiliteit en inzetbaarheid van ruimte voor de bredere sector niet altijd ten goede.

Naast het gebrek aan en de beschikbaarheid van aangepaste ruimtes zijn er ook uitdagingen op het vlak van toegang krijgen tot deze ruimtes. Het aanbod is beperkt, waardoor bestaande locaties overbevraagd worden. Hoewel er in Vlaanderen sinds het vernieuwde decreet vier structureel gesubsidieerde werkplaatsen zijn en dit als een positieve evolutie erkend wordt, geven artiesten in het onderzoek van Nick Verginis aan dat er een grote concurrentie heerst voor de toegang tot residentieperiodes. Daarnaast blijkt uit diezelfde studie dat werken met vaste residentieperiodes, zoals nu vaak het geval is, zorgt voor een strakke planning die niet altijd overeenkomt met de flow van een creatieperiode. Artiesten en gezelschappen gaan dan ook op zoek naar creatieruimte bij andere aanbieders, zoals o.a. cultuurcentra en gemeenschapscentra, in binnen- en buitenland. Vaak speelt de persoonlijke band die een artiest/gezelschap met een plek heeft hierin een grote rol. Een extra uitdaging die ook tijdens residentieperiodes in Vlaanderen naar boven komt is accommodatie, vooral voor artiesten met gezinnen.

Presentatie van circus gebeurt uiteraard niet enkel indoor maar vaak ook in de publieke ruimte. Toenemende regelgeving, bureaucratie en aanpassingen aan de publieke ruimte maken echter dat deze steeds minder toegankelijk wordt. Bij heraanleg van straten en pleinen wordt meer en meer straatmeubilair geplaatst. Gemeenten zorgen voor vergroening en rustplekken met schaduw door bijvoorbeeld het aanplanten van bomen. Aanpassingen die die de leefbaarheid verhogen, maar waardoor buitenvoorstellingen en zeker tenten op steeds minder locaties kunnen staan. Ook strengere regelgeving, zoals bijvoorbeeld rond geluidsoverlast, bemoeilijken de mogelijkheid om voorstellingen te organiseren in de publieke ruimte. Voor tentcircussen wordt het verkrijgen van een standplaats daarnaast ook steeds moeilijker door stijgende prijzen en minder bereikbare gemeentebesturen.

Kansen

Sommige circusorganisaties zijn lokaal goed verankerd en krijgen steun van hun lokale besturen bij het vinden van geschikte ruimtes. Met name circusateliers hebben vaak sterke lokale banden en kunnen rekenen op lokale ondersteuning. In uitzonderlijke gevallen wordt circus zelfs opgenomen in grotere infrastructuurprojecten, zoals in de parksite en de podiumsite in Leuven.

Verschillende artiesten en gezelschappen hebben hun eigen of gedeelde ruimtes en stellen deze ook ter beschikking van anderen. Artist-run plekken bieden kansen aan een breed scala van artiesten en kennen andere machtsverhoudingen. Ook steeds meer ateliers stellen hun ruimtes open voor artiesten, elk met hun eigen regels en (democratische) prijzen.

Een goede ruimte wordt niet alleen bepaald door de fysieke kenmerken en uitrusting, maar ook door de mensen die er werken. Uit het onderzoek van Nick Verginis blijkt dat er een grote bereidheid is onder ruimteaanbieders om te leren, om samen te werken en om ondersteuning te bieden. Artiesten geven aan dat er ook bij de technici van presentatieplekken een grote bereidheid is om te leren, te luisteren en samen te werken, ook al hebben deze technici vaak weinig circus-specifieke expertise.

Uit de beleidsplannen van de structureel gesubsidieerde circusateliers blijkt dat het spreiden van de werking over verschillende locaties, vaak via partnerschappen, een manier kan zijn om drempelverlagend te werken en een breder publiek aan te spreken. Daarnaast zorgen die partners voor mogelijkheden zoals nieuwe projecten en acties.

Circus is een creatieve en flexibele kunstvorm die een plek kan vinden in een grote verscheidenheid aan gebouwen. Organisaties in de circussector hebben zich intussen al gevestigd in kerken, zwembaden, oude hangars, etc. Ook artiesten en gezelschappen gaan creatief om met ruimtes, zowel voor creatie als presentatie wordt out of the box gedacht zoals bijvoorbeeld in de nieuwste creatie van Be Flat, Living. Volgens een berekening van de Vlaamse Overheid komt ongeveer 30% van de 1.800 parochiekerken in Vlaanderen in aanmerking voor een herbestemming. De herbestemming van kerken en andere leegstaande gebouwen biedt in de toekomst kansen voor circusorganisaties, met de belangrijke kanttekening dat dit enkel mogelijk is indien er middelen ter beschikking gesteld worden om de nodige aanpassingen door te voeren.

Circusartiesten vinden ook steeds meer hun weg naar de podia van cultuurcentra. Een blik op de programmatie voor het seizoen 2023-2024 van 75 cultuurcentra in Vlaanderen leert ons dat er in 85% van die cultuurcentra circus geprogrammeerd staat. Samen goed voor 321 vertoningen van 255 unieke voorstellingen, oftewel gemiddeld net geen 4 voorstellingen per cultuurcentrum. Ondanks de infrastructurele uitdagingen blijkt dat cultuurcentra belangrijke presentatieplekken zijn geworden voor circus.

Heb je aanvullingen of opmerkingen over deze conversation starter?

Neem dan gerust contact op met anne@circuscentrum.be