Een tijd terug vroeg de redactie me om mijn opinie te geven rond de stelling ‘Waar blijft het klassieke circus (in Circusmagazine)?’ De vraag triggerde me. Ik liet het bezinken. Maar in mijn hoofd speelde het mee telkens ik in het voorbije jaar in binnen- en buitenland een circus bezocht. Eigenlijk is het een polariserende en tendentieuze vraag met een verborgen stelling. Natuurlijk heeft het klassieke circus na twee eeuwen bestaansrecht. Van alle succesvolle ‘hedendaagse’ circussen van de tachtiger jaren – bijvoorbeeld Baroque en vooral Plume – is er geen enkele blijven bestaan. Tel eens hoeveel duurzame, klassieke circussen uit die tijd er wel nog steeds wereldwijd reizen. Wat een verschil.
Ik kijk steeds erg nieuwsgierig en ook gespannen uit naar een nieuw nummer van ons Circusmagazine. Telkens weer ben ik ontgoocheld hoe weinig klassiek circus aan bod komt. Hooguit als erfgoed. Soms als eigenaardigheid. Hetzelfde geldt voor de andere communicatie van Circuscentrum (website, nieuwsbrieven, …). Quasi nooit één woord over – gezond én wel levend – klassiek circus. Zelfs in het waarderend onderzoek van Doenker i.o. van Circuscentrum (zie verder) wordt de sector, naar mijn aanvoelen, meewarig bekeken. Op die manier kan het Circuscentrum en zijn magazine het klassieke circus officieel mee monddood maken. Het lijkt geen professionele wereld te zijn. Meer nog, het is alleen erfgoed. Het heeft geen duurzaam bestaansrecht meer. De klassieke circuswereld lijkt bijna helemaal verdwenen te zijn als je Circusmagazine raadpleegt.
Een tijd terug las ik een filosofische stelling dat ‘wie niet wordt gehoord, wordt gesmoord.’ Toch is de rijkdom van het klassieke circus nog steeds levendig en wel. Net is het circusfestival van Monte Carlo achter de rug. Een unieke, jaarlijkse refuge voor de circuskunst. Het begon vijftig jaar terug als allereerste wereldcircusfestival. Prins Rainier, een gepassioneerd circusliefhebber, wou de circuswereld meer aanzien geven. Hij vond dat zijn geliefde circuskunst niet volwaardig werd aanzien. Zijn Gouden Clowns zouden de Oscars worden van het circus. In januari 2024 haalt het festival nog steeds meer dan 50.000 bezoekers en ontvangt het 200 artiesten uit 17 verschillende landen. Wereldwijd komen er nadien uitzendingen op vele nationale televisiezenders.
Dit jaar gingen de Gouden Clowns naar twee Europese circusfamilies. Zilver ging naar Azië. Deze klassieke circusfamilies tonen hierbij aan hoe excellent ons Europese circus blijft op de wereldmarkt. De Franse familie Alexis Gruss brengt eigenlijk een eigentijdse versie van het beginnend circus uit de achttiende eeuw. Hun Folies Gruss lopen maandenlang uitverkocht in Parijs. De Italiaanse familie Errani leeft al generaties samen met hun olifanten. Hun act is meer dan ooit een voorbeeld van wederzijds samenspel met respect tussen mens en dier. De Italiaanse zusters Kolev brengen op elegante wijze een krachtige hand-op-hand act. Ze werken nu bij Cirque du Soleil.
Vijftig jaar terug was, net als nu, de circuswereld in een crisis. Maar ik noem het liever kantelpunten. Na het dieptepunt van de zeventiger jaren kwamen er nieuwe initiatieven. De Westerse circusscholen kwamen tot leven. Dezelfde Alexis Gruss en de actrice Silvia Monfort stichten de eerste Franse circusschool. Nadien volgen er vele andere. In 1984 begint Cirque du Soleil en in 1985 richten twee Zwitserse leerkrachten hun Circus Monti op.
Bij de vele voorstellingen die ik dit jaar zag was Monti voor mij het meest ‘circus’. Een origineel programma, knap orkest met echt nieuwe circusmuziek, een nostalgiek wagenpark, … Samen met het evenzeer Zwitserse Knie vormen ze voor mij de crème de la crème van het huidige klassieke circus. Knie zoekt het meer in een combinatie van uitstekend paardenwerk met nieuwere showeffecten. Beide Zwitserse circussen doen het ook zakelijk uitstekend.
Ook in ons land gaat het goed met het klassieke circus. Eindelijk krijgen Barones en Wiener, naast Ronaldo, subsidies van de Vlaamse cultuurminister. Ook kleinere circussen ontstaan. Ronaldo scoort met zijn diverse producties; in de zomer vertrekken ze naar New York, Montreal, Australië en Nieuw-Zeeland. De winterproducties van Marc Boon (Sint in de Piste/Wintercircus) halen 35.000 bezoekers op twee weekeinden. Yves Bocxtaele heeft met Circus Boxtalino nog steeds zijn vast publiek.
Er is natuurlijk ook de andere kant. Heel wat circussen stoppen. De mogelijkheden om goede speelplaatsen te vinden, verminderen. Een aantal gemeenten stellen hun eigen, exclusief negatieve, normen en maken daardoor een maandenlange, gelijke programmering tijdens een tournee erg moeilijk. Weinig artiesten willen nog een lang seizoen maken en kiezen voor een kortere speelduur. De trekkosten worden onbetaalbaar. De tijdsgeest verandert doorlopend en snel.
Cedric Stalpers en Mia Stokmans van de Tilburgse universiteit deden vorig jaar een vervolgonderzoek naar hoe het publiek het circus van vandaag beleeft. Tien jaar terug was er een eerste versie. Ondertussen is er veel veranderd. Door die ingrijpende veranderingen blijft de vraag hoe klassiek circus zich kan aanpassen en het publiek blijvend kan bereiken. Het onderzoek onderscheidt drie doelgroepen: een houdt van klassiek circus, een van meer ‘nouveau cirque’, en een laatste groep (de mijders) houdt helemaal niet van circus. Opvallend is dat het publiek vaak een verouderd en vervaagd beeld van het circus heeft, maar toch een hoog cijfer geeft voor enthousiasme bij het verlaten van de tent (8,7 op 10). Nouveau cirque vereist meer culturele competentie en expertise en wordt gezien als minder toegankelijk – de grote meerderheid van het nouveau cirque-publiek is dan ook hoog opgeleid. Het publiek voor het klassieke circus is middelhoog qua opleiding en ook wat ouder.
Circuscentrum ontwikkelde onder begeleiding van Doenker een traject rond circusvriendelijk lokaal beleid. Ook daar komen de twee publieksgroepen naar voor en blijkt er nauwelijks contact tussen beide groepen te bestaan. Er werd iemand uit de ‘nouveau cirque’ omgeving geciteerd die zei te schrikken van hoe divers het publiek voor klassiek circus in Vlaanderen is en hoe enthousiast het publiek reageert. De onderzoekers doen vier aanbevelingen voor een circusvriendelijker lokaal beleid: Geloof in de kracht van circus, Maak ruimte voor circus, Investeer in circus en Communiceer over circus.
Het is hoog tijd voor een nieuw elan én vooral actie om het klassieke circus tot zijn recht te laten komen. Daarin is de subsidie van de cultuurminister voor Barones en Wiener heel wezenlijk. Klassiek circus bestaat meer dan twee eeuwen. Overleven en ontwikkelen doen ze al twee eeuwen lang. Laat jongeren hun eigen circusweg vinden via kleine compagnieën. Dat kan gerust naast het samen zoeken hoe het klassieke circus verder blijft groeien.
Door dit neer te schrijven word ik me bewust van het volgende: Circusmagazine kan het niet maken om niet in elk nummer bruggen te leggen tussen klassiek en ‘nouveau’. Ik stel voor dat Circuscentrum zijn eigen aanbevelingen voor een gezond, lokaal circusbeleid toepast op zijn extern gerichte communicatie. Maak, zeker in Circusmagazine, ruimte voor klassiek circus, informeer ruimer, maak expliciet dat je zelf gelooft in de kracht van het klassieke circus. Doe dit bewust telkens opnieuw. Laat geen communicatie de deur uit die niet aan deze condities voldoet. Begin met je eigen aanbevelingen zelf toe te passen.
Roland Vermeylen (78) werkte als organisatiepsycholoog voor UZ Leuven, schreef jarenlang over circus voor De Standaard en voor Circusmagazine, is redactielid van De Piste, jurylid van het Big Top Label en lid van de Algemene Vergadering van Circuscentrum.
De toolbox lokaal beleid vind je hier.
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #78 (maart 2024)
Circusmagazine is het driemaandelijks tijdschrift voor de circuskunst. Op eigentijdse wijze bericht het over verleden, heden en toekomst van de circuswereld in Vlaanderen and beyond.
Abonneer je hier