Let's talk about the money - Bram Dobbelaere

In de circuswereld wordt er vaak over geld gepraat. Wie heeft welke subsidie gekregen, hoeveel kost een camionette tegenwoordig, laat je die job dan vallen als er geen fair pay aan vasthangt…? Maar niemand laat echt het achterste van zijn of haar tong zien als het gaat over de bankrekening. Zelden doet er iemand zijn boekhoudboekje echt open. In deze nieuwe reeks gaat Circusmagazine in gesprek met enkele spelers op de circusmarkt die dapper hun kaarten op tafel leggen. Bram Dobbelaere – artiest/jongleur bij Cie Ea Eo en Cie Pol & Freddy, regisseur/coach van onder meer Collectif Malunés, Bert & Fred, Cie Scratch, … en daarnaast ook meubelmaker – bijt de spits af.

© Michiel Devijver

Momenteel toeren jullie met De Cuyper vs. De Cuyper. Hoeveel vragen jullie voor een voorstelling? Wat doen jullie met de inkomsten?

Bram Dobbelaere: “We vragen 2500 euro voor één voorstelling, 2000 euro voor de tweede voorstelling de volgende dag en 1500 euro voor een extra voorstelling op dezelfde dag. Verplaatsingskosten zijn samen met maaltijden en overnachtingen voor rekening van de organisator. De uitkoopsom verdelen we onder ons drie (Bram Dobbelaere, Sander De Cuyper, Jordaan De Cuyper, red.) volgens een bepaald systeem. We zetten altijd eerst 300 euro op de rekening van de compagnie. Met dat geld betalen we materiaal, maaltijden, drankjes of overnachtingen onderweg. Bij ons is het zo: vanaf het moment dat we op tournee vertrekken, doe je je portefeuille niet open. Daarnaast gaat er 300 euro naar wat wij drie ‘extra-artistieke activiteiten’ noemen. Logistiek, zoals het onderhouden van de camionette en het decor, is 100 euro waard per contract. De boekhouding en de verdeling van de show is telkens 100 euro waard per voorstelling die we spelen. Sander en Jordaan doen samen de logistiek en krijgen dus elk 50 euro extra per voorstelling. Ik doe de boekhouding en de verdeling en krijg dus 200 euro extra. Dan blijft er nog 1900 euro over om onder ons drie te verdelen. Concreet betekent dit dat Sander en Jordaan elk 650 euro aangeven aan Smart. Ik heb sinds 2022 het statuut als zelfstandige en stuur een factuur van 800 euro aan de vzw van ons gezelschap. Het idee is om zoveel mogelijk geld aan de artiesten te geven, niet aan de structuur.”

Je hebt dus geen kunstenaarsstatuut maar bent ingeschreven als zelfstandige. Vanwaar die keuze?

“Dat heeft in de eerste plaats te maken met mijn ander beroep, meubelmaker. Volgens mijn boekhouder is de combinatie zelfstandig meubelmaker/circusartiest een goeie match. De tweede reden is eerder subjectief en persoonlijk. Iedere keer als ik ‘werklozenstatuut’ zag staan bij het artiestenstatuut sprong ik uit mijn vel. Vele circusartiesten draaien van die lekkere 80 uren werkweken. Naast artiest zijn we ook nog chauffeur, kostuummaker, decorbouwer, boekhouder, … Geen idee of ik meer overhoud aan mijn zelfstandigenstatuut of niet. Vorig jaar heb ik 37.000 euro netto verdiend. Van dit bedrag verdien ik ongeveer 90 procent als artiest tijdens de zomermaanden, wanneer we 70 à 80 voorstellingen spelen, 5 procent als regisseur/coach en 5 procent als meubelmaker.”

Hoe bepaal je de uitkoopsom van een voorstelling?

“We hebben de knepen van het vak geleerd tijdens onze beginjaren, meer dan twintig jaar geleden, met de voorstelling Just Another Boyband van Cirq’ulation Locale. De eerste artiesten met wie we een open en zeer verhelderend gesprek hadden over uitkoopsommen waren Dirk van Boxelaere (Dirque van Dirque & Fien, red.) en Matt Ledding van het toenmalige TOBE2. Hun vraagprijs bleek het driedubbele in vergelijking met die van ons. Ze adviseerden om onze prijs te verhogen. Maar we hadden schrik om dan minder te spelen. ‘Neen hoor, je zal evenveel spelen, maar op andere plekken,’ legde Dirk ons uit. Wat zo was. Waar we voorheen vooral op braderieën en wijkfeesten terechtkwamen, werden we nu uitgenodigd op festivals.

Zoals Dirk en Matt het ons destijds open en eerlijk hebben uitgelegd, zo vertel ik nu ook wat ik weet aan iedereen die me schoorvoetend komt vragen: ‘Wat is jullie uitkoopsom? Hoeveel zouden wij kunnen vragen?’ Ik merk dat sommige artiesten hun prijs te laag zetten in het begin. ‘Hoe bedoel je, je wil 800 euro vragen? Het is een goeie voorstelling, je hebt er hard aan gewerkt, ze kan meer dan 500 mensen 40 minuten in de ban houden. Dat is iets waard, hup, vraag toch minstens 1500 euro!’

Met De Cuyper vs. De Cuyper zijn we in 2020 gestart met een uitkoopsom van 2200 euro. Bij het begin van een nieuwe speelreeks begin je niet te hoog, want je wil dat de show makkelijk verkoopt zodat je veel kan spelen. De voorstelling evolueert, de markt evolueert, je hoort eens rond bij andere artiesten met gelijkaardige voorstellingen… Zo hebben we de prijs laten groeien naar 2500 euro. In vergelijking met andere voorstellingen zouden we eigenlijk meer kunnen vragen. Maar ik vind het aangenaam om niet te moeten discussiëren. Met onze prijs van 2500 euro krijg ik meestal meteen een ‘ja’. Ik maak een contract op en klaar.”

bram
© Michiel Devijver ​

Het is net alsof de spreiding van een circusvoorstelling een makkelijke klus is. Het kan toch niet altijd en overal van een leien dakje lopen? Nooit eraan gedacht om met een boekingskantoor in zee te gaan?

“Klopt, ik zou bijvoorbeeld nooit zelf de verkoop kunnen doen van een binnenvoorstelling, wat een ander netwerk en een andere aanpak vraagt. Daarom hebben we ook met iemand gewerkt voor All the Fun van Cie Ea Eo. De reden waarom ik zelf de verkoop doe van Cie Pol & Freddy is een beetje historisch gegroeid. Toen we net begonnen hadden we geen geld om iemand te betalen, dus deden we het zelf. Beetje bij beetje werden we er beter in. We komen nu op het punt met De Cuyper vs. De Cuyper, onze derde voorstelling, dat we zelf niet heel erg actief op zoek moeten naar speelplekken. Na een jaar proefdraaien bij manier van spreken, speel je op een promotiefestival zoals Châlon, Aurillac, Sotteville, … waar programmatoren je show zien en de boekingen komen binnen. Gemiddeld spelen we een voorstelling zo’n vijf jaar. Telkens als we ergens spelen, komen daar weer aanvragen uit voort en zo blijft de bal rollen. Zo werkt het voor ons alvast. We plukken uiteraard ook de vruchten van al vele jaren bezig te zijn en het netwerk dat we ondertussen hebben uitgebouwd.”

Waren de subsidies die je voor De Cuyper vs. De Cuyper hebt gekregen voldoende?

“Het totale creatiebudget was 45.000 euro, waarvan we 30.000 euro hadden gevraagd en gekregen van het Circusdecreet bij de Vlaamse Overheid. Dan kregen we nog eens 12.000 euro van drie coproducenten. De rest was eigen inbreng. Dat was genoeg om onszelf en onze coach Benjamin de Matteïs te kunnen betalen tijdens de creatie. Ook hier weer werkten we volgens hetzelfde principe: zoveel mogelijk budget gaat naar de artiesten zelf, we willen iedereen correct betalen en tijdens de residenties betaal je niets uit eigen zak. Dus maaltijden, transport, eventuele overnachtingen, … betaalt het gezelschap. Er gaan heel weinig centen naar materiaal. Wie al meerdere voorstellingen heeft gezien van Cie Pol & Freddy zal al vlug dezelfde tribune, buizenstructuur, podiumelementen, soundsysteem … herkennen.

Bij het eerste dossier dat ik schreef voor het Circusdecreet durfde ik al eens meer te vragen dan we nodig hadden. Ik fantaseerde er van alles bij met het idee ‘als ze dan maar een derde of de helft geven, kunnen we de voorstelling toch nog altijd maken.’ Daar ben ik volledig van afgestapt. Want als iedereen zijn of haar begroting opblaast… dat is bullshit natuurlijk. Het is beter om effectief te berekenen: wat zal ik nodig hebben? Ik geloof erin dat de adviescommissie de cijfers correct probeert in te schatten voor wie wat echt nodig heeft. Het is natuurlijk makkelijker als je al een paar dossiers achter de kiezen hebt. Bij de eerste begroting vergeet je zeventien dingen die je geld kosten. Je wordt er beter in.”

Jullie hebben met Pol & Freddy het ideale profiel om een aanvraag tot structurele ondersteuning in te dienen binnen het Circusdecreet. Maar blijkbaar is er geen interesse. Waarom niet?

“Dat heeft te maken met onze projectmatige manier van werken. Na een voorstelling zo een jaar of vijf te spelen, beginnen we zin te krijgen in iets anders. Dan komen de nieuwe ideeën. Nog nooit hebben we een meerjarenplan gehad en gedacht: ‘Met dit gezelschap gaan we de komende tien jaar vijf voorstellingen maken, om de twee jaar brengen we iets nieuws.’
Een tweede reden is ook… Ik ben nog niet veel mensen tegengekomen die gelukkiger geworden zijn sinds ze structurele subsidies hebben. Voor sommigen is het wél een goeie match. Als ik zie aan welk ritme Alexander Vantournhout creëert, dan is dat de oplossing. Als je om het jaar een idee hebt, een voorstelling maakt, dan bevrijdt een structurele ondersteuning je inderdaad van het iedere keer opnieuw een dossier te moeten schrijven en de bijhorende rompslomp. Alleen merk ik dat bij mijn circus- en dansvrienden altijd de hoop leeft: ‘Als we structurele subsidies krijgen, hoeven we ons alleen nog maar bezig te houden met het artistieke.’ Als ze dan de subsidie hebben gekregen en ik kom hen na een tijd terug tegen en vraag hoe het met ze gaat, dan krijg ik vaak het antwoord: ‘We hebben meer zorgen, meer administratie. We zijn meer manager geworden, ik heb mensen moeten ontslaan, mensen moeten aannemen. De medewerkers in ons team hebben niet dezelfde passie en engagement voor mijn voorstellingen, …’
Er is nog een derde argument voor mij. Alleen weet ik niet in welke mate het honderd procent klopt voor de circuswereld. Een nadeel van een structurele ondersteuning bij sommige organisaties kan zijn dat de hoofdbezigheid niet meer draait om het maken van goed werk, maar om het in stand houden van de structuur. Dat is een valkuil die je volgens mij constant in de mot moet houden.”

Hoe knoopten jullie de eindjes aaneen in het pre-Circusdecreet tijdperk, toen er nog geen subsidies waren?

“We zijn echt op straat begonnen. Samen met Sander De Cuyper en Jan Vermeersch boksten we met materiaal van de circusschool in Brugge een circus-straattheatervoorstelling in elkaar en gingen met een klein hartje spelen op de Gentse Feesten met de hoed. Wauw! Na enkele dagen hadden we iets van een 2000 euro opgehaald. Zo konden we ons eerste materiaal kopen, dachten we eraan om drie dezelfde T-shirts te laten maken, enzovoort. We zijn dus gewoon beginnen spelen, op braderieën, wijkfeesten, … Je begint jezelf pas uit te betalen als het echt goed begint te draaien. Ondertussen zet je iets aan de kant, want als je iets nieuws wil maken is het handig om een potje te hebben zodat je niet helemaal van nul moet beginnen. Zo hebben we het gedaan met Cirq’ulation Locale. Daarna ben ik samen met Sander Cie Pol & Freddy begonnen. We hadden ergens een budget gekregen van 6.000 euro. Daarmee betaalden we een regisseur, decor, kostuums. Bij mooi weer repeteerden we in het park, bij slecht weer onder het afdak bij het ICC in Gent, of in een kraakpand. Het was plantrekkerij op zijn best. We voelden ons de koning te rijk met zo’n startbudget.”

Je bent meubelmaker slash circusartiest. Is het een aanrader om een tweede job te hebben die weinig met circus te maken heeft?

“Nee, eigenlijk niet. Je moet all the way gaan voor één ding. Ik ben maar volwassen geworden als artiest wanneer ik gestopt ben met lesgeven, zelfs met circuslesgeven. Never half-ass two things, whole-ass one thing. Een hobby eropna houden, is iets helemaal anders. Dat vind ik net wel gezond om het soms navelstaarderige van artiest zijn wat tegen te gaan. Heerlijk om na een intense speelreeks hout en machines te kunnen vastpakken. Ik ben begonnen met meubels maken uit goesting, niet uit financiële noodzaak. Van april tot oktober tour ik fulltime. In de wintermaanden ben ik vooral bezig in mijn atelier met hier en daar wat coach- en regisseerwerk. Volgend jaar toeren we nog een laatste seizoen met De Cuyper vs. De Cuyper. Dan stop ik met op scène staan en word ik 20% regisseur/coach en 80% meubelmaker.”

Vind je dat je genoeg verdient als artiest?

“In het begin was het moeilijk. Maar nu ben ik tevreden, vooral in vergelijking met het plezier dat ik eraan beleef. Ik zou het nog altijd voor minder geld doen. Nu, we moeten zeker weg van het clichébeeld van de tjolende artiest in de goot, alles gevend voor de kunst. Nee, je mag gerust goed verdienen met wat je doet. Zolang het maar niet de drijfveer wordt, natuurlijk. Het zorgt ervoor dat je kan blijven doen wat je doet.”

Auteur: Gwendolien Sabbe
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #79 (juni 2024)