De 11 mijlpalen van Eric Longequel

Eric Longequel is een podiumbeest met een wetenschappelijke geest en een uitgesproken mening. Hij heeft zichzelf als artiest al ontelbare keren heruitgevonden. Voor Les Fauves, zijn volgende creatie onder Cie Ea Eo, leerde hij duiken zonder zuurstofflessen om onder water te kunnen jongleren. Maar hoe is het zover gekomen? Circusmagazine wandelde met Eric langs elf mijlpalen in zijn leven en zijn carrière.

©Ben Hopper
©Ben Hopper

4 april 1996: Eerste circusles in Bourg en Bresse

“Mijn stiefvader kwam terug van de bakker met een flyer van de nieuwe circusschool. Ik had twee jaar eerder leren jongleren van een vriend op school. Mijn eerste instinct was om niet te gaan, natuurlijk, omdat ik bang was, maar ik liet me gelukkig door mijn ouders overtuigen. Er waren exact vijf deelnemers bij de eerste circusles, en er was niet eens een echte les, er stonden gewoon twee grote metalen kisten met ballen, kegels en diabolo’s, er was muziek en je oefende wat je wilde. Ik vond het geweldig. Ik had tot dan toe vooral aan sport gedaan en ik haatte competitie en dat gedoe over ‘de beste zijn’. Op het einde van die eerste les mochten we buiten met fakkels jongleren, ik ging die avond zo ongeveer in trance naar huis. Vanaf dan ging ik elke dinsdag en vrijdag om er twee uur aan een stuk als een bezetene te jongleren. En dat duurde vier jaar tot ik 18 was. Ik vond het geweldig om daar rond te hangen. Toen de school een festival organiseerde mocht ik voor het eerst optreden. Op datzelfde festival ontmoette ik Dirk Van Boxelaere en Matt Ledding van ToBe2. Ik heb trouwens nog altijd de video van Matt die jongleert op het liedje ‘I’m too sexy’. Ik heb die ontelbare keren bekeken. Zij vertelden me honderduit over hoe het was om professioneel circusartiest te zijn. Dat plantte zeker een eerste zaadje, maar het zou nog zeven jaar duren eer ik er iets mee zou doen.”

19 september 2000: Studie ingenieur in de medische beeldvorming

“Ik ging studeren omdat ik dat graag wilde en omdat wetenschap me interesseerde. Nog altijd trouwens. Circus leek me toen vooral de perfecte hobby. En ik heb zes jaar gestudeerd. Eigenlijk wilde ik videospelletjes leren maken, mijn tweede passie. Ik ben ingenieur geworden omdat dat een van de manieren is om dat te kunnen doen, want er waren toen nog geen scholen voor ‘game design’. Ik heb uiteindelijk voor medische beeldvorming gekozen omdat het me toen veel zinvoller leek om iets in de medische wereld te doen en mensen te helpen dan om nutteloze videospelletjes te maken. Ik ben het daar nu helemaal niet meer mee eens. Ik denk dat videospelletjes, net als circus, heel belangrijk zijn. Op het eind van mijn studies deed ik toevallig een klotestage in een klotebedrijf met een kloteteam. Was dat een interessante stage geweest, was alles misschien anders gelopen… want op datzelfde moment ging ik vaak naar de Parijse jongleerclub en daar ontmoette ik Minh-Tam Kaplan. Hij was een professionele jongleur, hij vertelde me over het artiestenstatuut en waar ik danslessen kon volgen. Die ontmoeting, samen met de ingenieursstage die me letterlijk deed walgen van het ingenieursberoep, deed me beslissen om een andere wending aan mijn leven te geven.”

4 augustus 2003: Lancering revolutionaire diabolo-dvd ‘Diabology’

“Tijdens mijn studie maakten we die dvd met een groep vrienden: Priam, JB, Vux, Rémi. Tony. Trash, Baptiste en ikzelf. We lanceerden hem op het EJC (Europese Jongleer Conventie) in Svendborg in 2003. Het was een soort van compilatie van de stand van zaken in die tijd op het gebied van diabolojongleren. Die dvd kwam toevallig uit op hetzelfde moment dat op het internet de eerste jongleerforums begonnen en was daarom een enorm succes. Daarom was het EJC 2003 mijn fijnste herinnering. Toen was ik een diabolojongleur waar niemand naar omkeek. In 2004, na het succes van ‘Diabology’, waren we ‘beroemd’ in het kleine jongleermilieu en bekeken mensen me anders. ‘Kijk, da’s Eric, hij heeft zijn diabolo en hij gaat er waarschijnlijk mee gooien.’ Ik haatte het, dat mini-sterrensysteem, waarbij mensen ook nog eens teleurgesteld waren omdat ik niet zo goed was als iedereen dacht.”

2 februari 2005: Creatie eerste voorstelling File et refile met Cie Filophile

“Op de dvd stond een klein stukje waarin ik samen met Antonin jongleerde. Hij en ik hadden dezelfde stijl, en hij bevond zich in dezelfde situatie als ik: twijfelend over wat hij wou doen na zijn studies. Hij stelde me voor om een voorstelling te maken als jongleerduo. Ik ben toen met mijn ouders gaan praten, ik heb hen verteld dat ik wou proberen om professioneel jongleur te worden. Ik heb hen gevraagd of ze me een jaar lang financieel konden helpen, en ze gingen meteen akkoord. We maakten File et Refile echt om onszelf te lanceren. We speelden op de promotiefestivals in Aurillac, Chalon en Sotteville, en plotseling werd ons project levensvatbaar. Ik kon mijn ouders schrijven en hen vertellen dat ik het jaar nadien intermittent du spectacle (het Franse artiestenstatuut, stukken beter dan de Belgische variant, red.) zou worden. Terwijl onze voorstelling begon te toeren, bleef ik stages volgen om bij te leren. Op één van die stages ontmoette ik Johan Swartvagher. Hij vertelde me dat hij het jaar nadien een opleiding met een hele serie workshops wou organiseren. Hij noemde het de FAAAC.”

24 oktober 2006: FAAAC (Formation Alternative et Autogérée aux Arts du Cirque)

“Die alternatieve en zelfgestuurde opleiding in de circuskunsten bestond uit acht tiendaagse cursussen ergens op het Franse platteland. Er waren workshops in clownerie, dans, butoh en acrobatie. Het was een echt sleutelmoment in mijn carrière, omdat het me de artiest maakte die ik vandaag ben. Mijn ontmoeting met Johan en Jean Daniel Fricker (Franse jongleur en yogi, red.) verruimde mijn gezichtsveld. Net voordien had ik auditie gedaan bij Fratellini en Le Lido. Ik ben er niet binnen geraakt, en achteraf gezien ben ik daar blij om. De FAAAC was geweldig. Zowel de mensen die ik er ontmoette als de manier waarop het georganiseerd werd. Er was een bepaalde dynamiek die heel bijzonder was. Ik denk niet dat ik gelukkig zou zijn geweest in het Lido. Hun radicale pedagogie waarbij je elke maand op het podium staat, het is… Het is gek, want op papier klinkt het geweldig, maar nu zie ik er ook de keerzijde van. Ik heb het gevoel dat je daar als student constant in overlevingsmodus bent, en zelden de tijd vindt om iets in de diepte uit te werken. Het is een systeem dat voor sommigen werkt, maar ik was er te kwetsbaar voor en het zou mij geen goed gedaan hebben. In zekere zin denk ik dat het Lido gelijk had om me niet te selecteren.”

11 augustus 2009: Een telefoontje van Cie Ea Eo

“Op het EJC in Athene speelde ik mijn nieuwe jongleersolo om iedereen te laten zien waar ik mee bezig was, in de hoop dat er mensen zouden zijn die met mij wilden werken. Het feit dat jullie (Bram Dobbelaere, auteur van dit interview, is medeoprichter van Cie Ea Eo, red.) me meteen daarna belden was ongelofelijk. Ik heb zoveel geleerd tijdens onze eerste creatie. Die periode bepaalt nog altijd hoe ik denk over voorstellingen maken, over het structureren van scènes, over het mengen van jongleren en theater. M2 was een geweldige ervaring, al zijn er ook dingen waar ik nu kritisch over ben. Zo gebeurde de verhaallijn altijd buiten het jongleren om. Het was heel moeilijk om het verhaal en het jongleren te laten samenvallen, wat ervoor zorgde dat we altijd een soort ‘excuus’ moesten vinden. Er was dramaturgisch gezien geen enkele reden waarom vier personen die in één ruimte opgesloten zitten plotseling zouden beginnen jongleren… Als je met een duidelijke verhaallijn werkt, heb je blijkbaar altijd een reden nodig om jongleren te tonen. In How to welcome the aliens, mijn voorstelling met Jay Gilligan is die reden: ‘We jongleren om de eerste buitenaardse wezens op aarde welkom te heten.’ Ik denk dat dat mijn laatste poging was tot verhalend jongleren. Het is net zoals met het ‘nieuwe’ circus uit de jaren ‘80, dat probeerde de legitimiteit te krijgen van het theater door een circusversie te maken van grote theatrale voorstellingen. Nu is er veel meer circus om het circus. Ik wil jongleren voor zichzelf laten spreken, niet proberen om het iets te laten uitdrukken wat het niet kan.”

©Pierre Morel
©Pierre Morel

17 januari 2010: Zilveren medaille op Festival de Cirque de Demain met Cie Filophile

“Ik ben heel blij dat ik daaraan heb deelgenomen, een eerste keer met Filophile en later in 2012 nog eens met Cie Ea Eo. Die prestigieuze sfeer, een beetje kitscherig, dat gigantische podium met duizenden mensen errond… Ik denk dat iedereen die daar gespeeld heeft dat voelt. Het was geweldig om in die setting, tussen de afgelikte nummers, ons eigen ding te kunnen doen, op onze afgetrapte gymschoenen met Filophile en met ons experimenteel gejongleer met Cie Ea Eo.”

3 juni 2013: Flaque met Cie Defracto

“We ontdekten pas dat we eigenlijk best goed bezig waren bij onze eerste try-out. Guillaume Martinet en ik hadden het totaal niet verwacht, die enthousiaste reacties. De mensen waren er weg van. Nochtans was de creatie lang en pijnlijk, we waren verdwaald, we wisten niet echt wat we wilden doen. Voor mij is een creatieproces eigenlijk altijd moeilijk. Elke keer, zonder uitzondering, zeg ik tegen mezelf dat het niet zal lukken, en dat wordt bij elke voorstelling erger. Ook al leert de ervaring dat het tegendeel waar is, toch denk ik iedere keer: ‘Fuck, deze keer gaat het echt mis!’ Je wordt natuurlijk ook veeleisender, je hebt meer mentale barrières, je denkt aan alle valkuilen die je wilt vermijden. En ik heb na al die voorstellingen nog altijd niet het gevoel dat ik weet hoe het moet. Tegelijk denk ik dat jezelf verliezen en durven verdwalen een noodzaak is om goeie kunst te maken. Als artiest begeef je je op onbekend terrein, ook voor jezelf, wat je erg kwetsbaar maakt. Het is een moeilijke worsteling, die zoektocht naar dat ongrijpbare, maar er zit iets in dat me stimuleert. Als je op een volkomen comfortabele manier creëert, zonder ook maar een beetje te verdwalen, dan mis je iets, denk ik. Van-Kim Tran (Cie Yin) vertelde me dat als aan het eind van de creatie je voorstelling er precies zo uitziet als je aan het begin in gedachten had, er iets verkeerd is gelopen. Ik denk dat hij gelijk heeft.”

16 september 2014: Neta Oren vervoegt Cie Ea Eo

“Het was echt een goed idee om Neta er bij te vragen. Een beetje op intuïtie, want we kenden haar eigenlijk niet zo goed. Ik vond het geweldig hoe snel ze haar plaats in de groep vond. Ze is zo ongelooflijk genereus, vriendelijk en gevoelig. Ze heeft een geweldige artistieke visie en ik ben gek op haar anti-coolheid. De twee scènes uit All The Fun, ‘les têtes’ en ‘les portées’, had ik met niemand anders kunnen maken. Onze samenwerking is niet altijd gemakkelijk omdat we een koppel zijn, maar op artistiek vlak vinden we elkaar blindelings. En ze kan geweldig jongleren! Ik denk dat haar solo in onze nieuwe voorstelling Les Fauves ongelooflijk goed wordt. Zij had het idee om op een tekst te jongleren, ik schreef de tekst. Zij jongleert en ik regisseer. Ik modder aan en probeer de tekst als een rap te schrijven, zij steunt me en gaat daar volledig in mee. We vullen elkaar goed aan, zowel op artistiek vlak als in het leven ernaast.”

10 september 2018: Prix SACD 2021 de l’auteur de création jonglée

“Ik was erg blij dat ik die prijs mocht ontvangen. Het raakte me dat mijn werk werd erkend. Het jaar daarop werd ik gevraagd om in de jury te zitten en ik vond het vreemd dat sommige juryleden de voorstellingen van de kandidaten niet hadden gezien. Ik begrijp dat het niet altijd gemakkelijk is om alles effectief live te zien, maar dat er leden van de jury zijn die hun mening geven over voorstellingen die zij niet hebben gezien, daar kan ik niet bij. Een van hen zei: ‘Ik heb de trailer gezien en ik heb de indruk dat die voorstelling een uur lang nogal saai zou zijn.’ Die hele SACD-prijs is dus een redelijke sof, en dat zal zo blijven zolang de jury niet de moeite doet om op zijn minst een video-opname van alle kandidaten te zien. Op de koop toe wordt de prijs voor jongleercreatie toegekend aan auteurs zonder enige reflectie over de vraag of zij iets hebben gemaakt waarin jongleren werkelijk centraal staat. Zolang dat niet gebeurt is deze prijs niet geloofwaardig. Ik denk dat het komt omdat we jongleren nog altijd niet naar waarde schatten. We vinden diep van binnen nog steeds dat het geen kunst is, of in elk geval volwaardige kunst die op zichzelf kan bestaan. De SACD-prijs draagt nog altijd de erfenis mee van het ‘nieuwe’ circus dat erkend wilde worden zoals dans en theater, en tot op vandaag heeft circus het vooral over dramaturgie in een poging om die nobele term in onze discipline te introduceren en zo een vorm van erkenning en geloofwaardigheid te krijgen.”

26 september 2022: Première Les Fauves

“Ik heb dankzij deze creatie weer veel dingen mogen doen die ik nog nooit eerder gedaan heb. Onderwaterjongleren in een aquarium, een rap schrijven voor Neta en Wes Peden regisseren, wat zo ongeveer de fantasie is van elke jongleur. Maar het is een gigantische onderneming. Daarom is het zo moeilijk. Er is een groot team van tien mensen, dus op menselijk vlak moeten we ervoor zorgen dat alles goed gaat. We werken met een speciale opblaasbare tent, met een hoop logistieke problemen tot gevolg. De voorstelling bestaat uit twee delen, en het eerste deel bestaat uit vijf solo’s. Dat is een hoop werk voor mij als regisseur, iedereen rekent op mij om ideeën aan te brengen en ze uit te werken in verschillende scènes. Gelukkig worden we omringd door een heel solide productieteam en een geweldige technische ploeg, maar omdat Johan Swartvagher en ik samen dit project leiden, worden we constant bevraagd. En dan moeten we moeilijke keuzes maken… Een typisch voorbeeld: het technische team heeft in maart voor het eerst de opblaasbare tent opgezet. Daar moeten we eigenlijk bij zijn, maar tegelijkertijd is Neta op residentie om aan haar solostuk te werken, dus moet ik haar als regisseur kunnen helpen. Zo zijn er veel van dat soort situaties. Een ander probleem is de casting. Er zijn vijf jongleurs met een compleet verschillende stijl, en dat is perfect voor het eerste deel, waarin het publiek vrij tussen de vijf solo’s kan bewegen. Dat eerste deel heet ‘de dierentuin’ en daar heb ik een goed gevoel bij. In het tweede deel, ‘de ceremonie’, staan we allemaal samen op het podium, en daar maken die verschillen het net moeilijk. Dat is op dit moment nog de grote uitdaging voor mij.”

Auteur: Bram Dobbelaere // Fotograaf: Pierre Morel en Ben Hopper
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #71 (juni 2022)