Meer en meer richting inclusieve circussector?

Met twee inspiratiedagen in het voorjaar, een sectordag in het teken van inclusie en een specifiek vormingstraject voor trainers zet Circuscentrum zijn schouders meer dan ooit onder een inclusievere circussector. Aangevuurd door organisaties die er al jarenlang met hart en ziel voor strijden. Zijn we eindelijk op de goede weg?

Still uit de docu van Brugge Plus

Al sinds het ontstaan van de circusateliers begin jaren 2000 is inclusief circus – toen nog ‘sociaal circus’, maar niemand was echt tevreden met die term – een hot issue. Circus heeft namelijk alle eigenschappen om werkelijk iedereen uit onze maatschappij vooruit te helpen: minderheden en meerderheden, kansarmen en kansrijken, mensen met en mensen zonder beperking, jongeren en ouderen, Belgen en niet-Belgen, grootgrondbezitters en sans-papiers, bakfietsrijders en BMW-bezitters. “Circus wérkt, zowel in de diepte als in de breedte. Circus is een van die heerlijke technieken waarbij je je Innerlijke Kind weer naar boven mag halen, de ‘normale’ conventies qua omgang met elkaar eventjes mag vergeten, en waar je elkaar mag bewonderen, bespelen, ontroeren, uitdagen en aanraken. Circus werkt bevrijdend en zorgt, mits de juiste setting, voor heel wat plezier, ontmoeting en eigenwaarde. Elementen die vaak behoorlijk schaars zijn voor heel wat mensen aan de rand van deze samenleving.” (Steven Desanghere in Circusmagazine#53, 2017).

Maar toch bleef sociaal circus al die jaren het kleinere broertje van de circuskunsten. Het broertje dat op de achtergrond – zeg gerust: in de marge – levensbelangrijke dingen deed, maar nooit eens op de voorgrond kwam. Het kreeg nooit dezelfde erkenning als het reguliere circusatelierwerk en al zeker niet als de circusartiesten en -gezelschappen die de kunstenpodia bestormden. In de continue cultuurstrijd die de sector – met Circuscentrum voorop – voerde om circus als volwaardige kunstvorm te doen erkennen, werd inclusief circus niet per se vergeten maar belandde het toch lager op de prioriteitenlijst.

Roepers in de woestijn

Een en ander veranderde dankzij het vernieuwde Circusdecreet (2019). Niet omdat inclusief circus daarin een apart subsidieluik vormt (niet dus), wel omdat de grotere circusateliers structurele erkenning kregen. En laat het nu net de grotere circusateliers zijn, actief in een grootstedelijke context, die al jarenlang roepen in de woestijn dat circus sociaal en inclusief moet zijn. In hun goedgekeurde beleidsplannen – en sowieso in hun werkingen – is inclusie dan ook essentieel. Circusateliers als Circus Zonder Handen (Brussel), Circusplaneet (Gent), Woesh (Brugge) en Ell Circo D’ell Fuego (Antwerpen) zien ‘sociaal circus’ niet als een specifieke actie of als een belangrijk zijproject, maar als rode draad doorheen hun werking. In haar beleidsplan 2021-2025 (met als treffende titel: All Equal / All Different) poneert Circusplaneet het volgende: “De superdiverse samenleving is voor Circusplaneet een realiteit. We ervaren het als een plezier om erin te mogen werken en om er een bijdrage aan te leveren. Diversiteit is ondertussen een uitgangspunt geworden voor alle acties en alle activiteiten.” ECDF verwoordt het zo: “De term ‘sociaal circus’ ontbreekt in dit beleidsplan. Volgens Ell Circo D’ell Fuego verdient ze meer nuance en een minder patriarchale benadering. Sociale doelstellingen zijn verweven doorheen ons beleid en omvatten een enorme diversiteit aan doelstellingen, acties, doelgroepen en methodiek. ‘Sociaal circus’ staat nergens, maar is vooral overal.”

Opvallend: elk atelier heeft eenzelfde visie op inclusie, maar vult het in de praktijk vaak helemaal anders in, afhankelijk van de uitdagingen die op hun pad komen. Zo is Woesh ondertussen ‘gespecialiseerd’ in het werken met mensen met een beperking en is Circus Zonder Handen kampioen in het opleiden van de Molenbeekse superdiverse jeugd tot circusdocenten. Ere wie ere toekomt: Zonder Handen was het eerste atelier waarbij inclusie het DNA van de werking bepaalde – een drempelverlagend beleid is al meer dan vijftien jaar het fundament van de organisatie. Van roepers in de woestijn gesproken.

Te weinig zichtbaar

Dat de grotere circusateliers sinds het nieuwe Circusdecreet structureel ondersteund worden, geeft hen extra ruimte en middelen om nog meer de inclusieve kaart te trekken. Ze zijn niet langer afhankelijk van tijdelijke projectsubsidies, die trouwens vaak een tegenovergesteld effect hebben (“Keihard werken aan een project dat dan uitmondt in een climax alias een voorstelling van een avond waarna de kwetsbare deelnemers in een zwart gat vol crisissen tuimelen. Projectmatig werken voelt haast als weggesmeten geld,” aldus Elga Pollet in Circusmagazine#71, 2022). Bovendien wordt er ook meer samengewerkt, onder andere bij de opleiding ‘inclusie voor circustrainers’ en de publicatie ‘IMPACT’. Het komt de erkenning en zichtbaarheid van inclusief circus absoluut ten goede.

Al blijft daar een schoentje knellen. Plekken bij uitstek om de zichtbaarheid op te krikken zijn de circusfestivals, maar voorlopig is het enkel Cirque Plus (Brugge) dat resoluut inzet op inclusief circus: “Door vol in te zetten op programmatie, creatie en ontwikkelingskansen voor mensen met een beperking is Cirque Plus een voortrekker en nemen we een unieke positie in binnen het circuslandschap,” zo staat te lezen op hun website. “Achter de schermen ontwikkelen we een traject waarbij mensen met een beperking hun circustalenten kunnen ontdekken en trainen. Dit als voorbereiding op de creatie van professionele circusvoorstellingen samen met mensen met een beperking. Voorstellingen die een gelijkwaardige plek krijgen op ons festival en waarvoor we spreidingskansen zoeken.”

Maar zoals Cirque Plus ook zelf zegt: inzetten op inclusief circus betekent niet enkel aandacht voor mensen met een beperking. “We hebben aandacht voor elke vorm van maatschappelijke uitsluiting door hierover in dialoog te gaan met de circuswereld en onze sociale partners, door onze eigen toegankelijkheid en beeldvorming elk jaar kritisch te bevragen en door op zoek te gaan naar kwalitatieve circusvoorstellingen die in hun beeldvorming en/of thematiek afwijken van de norm.”

Het is wachten op andere circusfestivals en cultuurhuizen die op structurele wijze inzetten op inclusief circus. Er is vertrouwen nodig, doorzettingsvermogen en durf. Het hele team moet mee zijn. Vervolgens kunnen de budgetten verschoven worden (er is altijd geld genoeg, het hangt enkel van de keuzes af). Of zoals Stefan Perceval, artistiek leider van Het Gevolg, het verwoordt: “Het is onze verdomde maatschappelijke plicht om ons gesubsidieerde huis open te stellen voor álle mensen uit onze samenleving.”

Resoluut voor inclusie

We evolueren richting een meer inclusieve circussector. Stap voor stap, traag maar gestaag. Tegelijkertijd is het belangrijk om in die groei en verduurzaming kritische vragen te blijven stellen. Enkele van die vragen stelde Steven Desanghere in 2017: “Is er steeds voldoende respect voor de deelnemers en hun eigen noden en behoeften? Zijn de begeleiders zich voldoende bewust van hun eigen privileges en achtergronden, en werken zij niet onbewust en onbedoeld mee aan een verdere uitsluiting en stigmatisering van de doelgroep waar ze mee werken? Zijn sociaal-circusprojecten kritisch genoeg om zich niet voor de kar te laten spannen van bepaalde beleidsmakers en zich te laten gebruiken als windowdressing van bepaalde wantoestanden?”

Maar het kind en het badwater indachtig is het nu vooral kwestie van voluit voor inclusie te blijven gaan. Ons te laten inspireren door de dromers en doorzetters die elke dag voor een inclusievere (circus)wereld vechten. De superdiversiteit niet enkel te omarmen maar ze ook actief kansen te geven. In een samenleving waar polarisatie, verrechtsing, ultrakapitalisme en hyperindividualisme alleen maar lijken toe te nemen, is het cruciaal om het tegendeel te bewijzen. Laat ons daar als circussector resoluut voor gaan.

Auteur: Maarten Verhelst
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #75 (juni 2023)