Kritiek in de circussector – opiniestuk door Jan Daems

Jan Daems (c) Bart Grietens
©Bart Grietens

Jan Daems woont in Antwerpen en werkt sinds 2015 in Rotterdam als artistiek coördinator van de circushogeschool Codarts Circus Arts. Hij schrijft een opinie over kritiek in de circussector – een gevoelig onderwerp? Of niet?

*Met een gratis playlist van Raymond van het Groenewoud

Da’s al bijna 35 jaar dat ik in ’t vak zit en ik heb gewerkt als speler, technieker, coach en coördinator. Ik werd en word vaak met kritiek geconfronteerd en dat raakt veel facetten van de cirkel. Gaande van zelf bekritiseerd te worden tot kritiek aan of over anderen te uiten. Door professionele ervaring – en ouderdom – is de manier waarop ik met kritiek omga allicht veranderd, maar nog steeds kan die ene welgemikte uppercut, die eerder op de persoon dan op het werk gericht is, veel pijn doen. En in het geval ik dat bij andere mensen zie gebeuren dan kan dat mij zelfs zeer kwaad maken.

– Artiesten hebben meestal maar één verzoeknummer: Je veux de l’amour! –

Onderweg heb ik veel met vallen en opstaan geleerd en het heeft me tijd gekost om met (on)gevraagde kritiek om te gaan. Vernemen dat er nog (veel) werk aan de winkel is komt nu eenmaal minder prettig binnen dan te horen of te lezen dat een werk al perfect is. Maar wanneer ik dan later, mede dankzij die kritiek, eindelijk dichter bij de kern en de vorm van mijn premisse raakte, dan voelde ik vaak ook een voldoening.
Kritiek raakt aan de persoon, zeker in een kunstvorm als circus waarbij de artiest en de persoon dicht op elkaars vel zitten. Ik wil behoedzaam met kritiek omgaan want in extremis kan het vernietigend inwerken of in non-productief zelfbeklag ontaarden.
Wanneer ik echter mijn probleem(pje) in het perspectief zet van wat anderen dagelijks moeten overwinnen dan waait dat wel weer over. Als Antoine van Les Colporteurs na een tragische val terug de piste in kruipt en nog steeds nieuwe voorstellingen maakt, die mij alles buiten de piste doen vergeten, dan is dit voor mij een les in nederigheid en begrijp ik dat mijn geknakte ego het ook zonder te veel ai ai en oei oei kan overleven.
Dus, ja, ik ben voorstander van kritiek, maar wel graag op een gefundeerde en een respectvolle manier en met een inschatting van de context. In de volgende lijnen tracht ik enkele punten van kritiek te delen. Ik doe dit vanuit een persoonlijk standpunt, kijk bij het schrijven regelmatig in de spiegel en ik heb verre van de bedoeling om een boodschap van een zelfverklaard expert de wereld in te sturen.

Ik zou liegen als ik de waarheid sprak

Begin bij uzelf

Hier kan ik veel voorbeelden aanhalen, maar laat ik er eentje uitkiezen: ik had lange tijd koudwatervrees met betrekking tot de nood aan een meer academische benadering van circus. Ondertussen zie ik er het nut van in. En ben ik tot het besef gekomen: wat is er mis met het leren kennen van een andere methode? Het gaat niet om de ene of om de andere methode, wel om wat je van elkaar kan leren en in deze context over hoe circus verder kan groeien.

Weg met veralgemeningen (en met moeten)

Een discussie wordt niet geholpen door in veralgemeningen te blijven steken en door woorden als ‘men’, ‘dé artiesten’, ‘hét beleid’, ‘dé scholen’, … met het werkwoord moeten te verbinden. Een kleine nuance in het taalgebruik maar een wereld van verschil als je tot een dialoog tracht komen.
En als we nu eens het belerende ‘moeten’ zouden vervangen door vragen te stellen die beginnen met ‘Kan …’ of ‘Wat als …’? Vragen die uitnodigen tot een reflectie op gelijk niveau.
Ik pas hier enkel een vrij klassieke dramaturgische methode uit het theater toe en dat met dank aan de critici die tien jaar geleden langs de zijlijn riepen dat dramaturgie het hete hangijzer in circus was. Een kritiek die toen wel eens naarstig weerlegd werd met onder andere de bemerking dat theater en circus andere kunstvormen zijn, maar ondertussen zien we in circusvoorstellingen dat er met deze kritiek een hele weg werd afgelegd.

Practice what you preach

Tegelijkertijd wil ik aan critici vriendelijk vragen om zelf het ‘practice what you preach’ principe toe te passen. Circus is een kunstvorm met eigen wetmatigheden; leer die zelf ook kennen vooraleer in de discussie naar een andere kunstvorm te verwijzen.

Blijf kijken

Als professional mag je dan nog zoveel voorstellingen gemaakt of gezien hebben, toch blijft het belangrijk om bij elke try-out of voorstelling opnieuw te kijken. Het is moeilijk om de hersenen op een dada-matige manier te herprogrammeren en om te blijven focussen op de premisse: ‘Dit is wat de speler mij voorstelt.’

Gebruik feedbackmethodes

Het woord ‘kritiek’ heeft in de Nederlandse taal een geur van negativiteit gekregen. Zelf verkies ik het woord ‘feedback’. Een term uit het Engels ontleend en door Van Daele verklaard als ‘vergelijking van het effect met de oorspronkelijke bedoeling.’
In een maakproces is het vaak niet zo eenvoudig om op verscheidene criteria direct de vinger op de wonde te leggen, om gedegen feedback te geven. Ik ben dan ook voorstander om methodes te gebruiken waarbij je als artiest en als criticus/feedbackgever een gemeenschappelijk kader hanteert.
Het zou ons te ver leiden om hier dieper op in te gaan, maar misschien is het de moeite om enkele feedbackmethodes die in de ruime kunstensector en/of in de circusopleidingen toegepast worden eens in een uitgebreider artikel in Circusmagazine te behandelen?

Sociale vs. artistieke expressie

Kunststromingen ontstaan als reactie op een vorige kunststroming en daarin spelen tijdsgebonden en tijdloze sociale aspecten sowieso een relevante rol, maar ik denk niet dat je deze aspecten per direct aan een volledige sector kan opleggen.
Ik ben er gevoelig voor geworden wanneer men sociale besognes met artistieke inhoud dreigt te verwarren. Een persoonlijk gebonden thema kan de aanleiding zijn om in een productie het publiek te raken, maar wanneer men zich in de discussie errond in de wij-vorm begint uit te drukken, en daardoor een eigen ervaring op andere personen of situaties gaat projecteren, lijkt me dat niet terecht. Vertrouw op de inhoud van je persoonlijke boodschap, en als een toeschouwer die er aanvankelijk van uitging dat jouw probleem een mug leek na jouw presentatie begrip heeft gekregen voor jouw olifant, dan is de missie geslaagd, niet?

De circussector is te braaf[1] (en mag daar fier op zijn)

Ja, de circussector is braaf. We zijn zo lief voor elkaar. Maar is dat erg? Moeten er misschien koppen rollen of vader/moedermoorden gebeuren, zoals in andere (kunsten)sectoren schering en inslag is? Moeten we meer of hardere kritiek op elkaar geven?
Ik verwijs graag even naar het Nederlandse ‘Aktie tomaat’ waar het ‘oude theater’ in 1969 letterlijk met tomaten van het podium werd gegooid[2]. Aktie Tomaat heeft op zeer korte tijd veel in positieve zin veranderd, maar er werden ook artiesten persoonlijk keihard getroffen. Sommigen zijn zelfs nooit meer het podium opgegaan en hoogstwaarschijnlijk verdampte daarmee veel kennis uit het vak. Moeten we binnen circus ook met tomaten gaan gooien? Toch maar eerst even hand in eigen boezem steken en samen afvragen waarom er nog zo weinig tentcircussen zijn? Had eerdere dialoog hierin iets kunnen betekenen?

Hoe minder petjes hoe beter

De Vlaamse circussector is niet heel dicht bevolkt, op Belgisch niveau zijn we al met meer, maar zelfs internationaal kennen we elkaar redelijk goed. Het is een kleine vijver. Dat heeft voordelen maar ook valkuilen. Het is zinnig om alle spelers (ook weleens de stakeholders genoemd) in het debat te betrekken, maar er mag gerust af en toe een screening gebeuren op wie er uiteindelijk aan de touwtjes trekt. Is het mogelijk om afstand te bewaren, om objectief advies te verschaffen of beslissingen te nemen terwijl men in tal van beheerraden zetelt en dit combineert met nog andere uitvoerende functies

Tot slot

Met enige verontrusting wacht ik af hoe hard de bemanningsleden van het huidige culturele beleid aan het roer zullen trekken om de koers misschien weer van richting te doen veranderen. Ik hoop van niet want van zwalpen word ik zeeziek. Ik mag dan in deze column een betoog doen om aan de hand van kritiek samen positief in dialoog te treden, maar van een overheid vraag ik net om cultuur en bij uitstek de controversiële kunstenaar te beschermen. Ter opfrissing duik ik daarom even terug naar de middeleeuwen en doe uit een erfgoedmuseum het kostuum van de hofnar aan. De hofnar genoot koninklijke bescherming en werd geacht om de koning en de hofhouding een controversiële spiegel voor te houden. Kan ik gerust zijn als er vandaag vanuit een overheid met (extreme) aandacht voor erfgoed het volgende geponeerd wordt ten aanzien van kunstenaars? ‘Bevrijd u van de overheid en van het hele idee dat u aan de subsidieslurf moet hangen om te doen wat u eigenlijk wil: choqueren.

Misschien tijd om een volgende plaat van Raymond op leggen, dit keer samen met Tourist LeMC: ‘Spiegel’.

[1] Deze bevlogen uitspraak uit 2018 kwam van een toenmalige beleidsmaakster. Het was het antwoord op de vraag waarom de circussector zo weinig overheidsmiddelen toebedeeld kreeg.

[2] Aktie Tomaat, vooral geïnitieerd door dramaturgiestudenten, was een protestactie tegen de bestaande situatie in de theaterwereld. Volgens de actievoerders was de toneelpraktijk te veel gericht op een kleine elite. Er moest nieuw toneel komen. De actievoerders pleitten ervoor het stijgende kunstenbudget aan te wenden voor meer vernieuwende en vormende kunstuitingen, de podiumkunsten in het bijzonder. Met maatschappelijk engagement als uitgangspunt zou volgens hen vanzelf artistieke vernieuwing in de podiumkunsten volgen.

Auteur: Jan Daems
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #74 (maart 2023)