Joren De Cooman en Luuk Brantjes over hun solowerk

Het is gezellig druk op de tribune van de Roma in Antwerpen waar het publiek samenzit om naar LONE van basculespringer Luuk Brantjes te kijken. Straks zal hij de scène moederziel alleen betreden, zonder partners die hem op de grote wipplank de lucht in kunnen springen. Er doemt een beeld bij me op van een troosteloze speeltuin en een kind alleen op de wipwap, tevergeefs wachtend op iemand om hem omhoog te doen vliegen. Maar de eenzaamheid in de voorstelling van Luuk weegt lichter. Het ademt het plezier uit van een eerste ontdekking. Niemand in de speeltuin? Het rijk voor mij alleen!

© Tom Van Mele

Ook Joren De Cooman wilde het op de bascule eens zonder partners proberen. Tien jaar voor Luuk de schoolbanken van DOCH in Stockholm verliet, studeerde Joren af aan ESAC en ging meteen internationaal hoge toppen scheren bij Cirque du Soleil, Circus Monti en Machine de Cirque. Na die spectaculaire jaren plooide hij terug op een artistiek onderzoek naar de kern van zijn discipline. Het onderzoek landde bij een solo performance, ALLEEN. Alleen vond hij het alleen maar niets.

Joren De Cooman: “Mijn eigenlijke doel was om zoals Luuk een voorstelling alleen te maken. Ik heb altijd in collectieven samengewerkt. De eerste reden waarom ik eens iets anders wilde doen, was omdat ik vond dat alle bascule hetzelfde was geworden. Toen ik op school zat, spendeerden wij de helft van de tijd in het atelier, om dingen te bouwen, en de andere helft aan kapot springen (lacht). Er was een leerkracht die vroeger in de Sovjet-Unie bascule had gesprongen, maar verder was er op technisch vlak nog geen methodiek die ons kon ondersteunen. YouTube bestond net, dus hier en daar doken beelden op die we probeerden te kopiëren. Het was testen en doen, met vallen en opstaan. Maar na een tijd begon het allemaal op elkaar te lijken. Technisch van hoog niveau, maar niet meer eigen. Dat wilde ik terug openbreken, door het alleen te doen, in de hoop om zo terug in een interessantere benadering van de bascule uit te komen. Dat was eigenlijk mijn doel. Wat een heel mooi resultaat geweest zou kunnen zijn, is Luuks voorstelling. Maar ik heb vrij snel ontdekt dat ik het haat om alleen te werken.” (lacht)

Luuk Brantjes: “Ik had precies het tegenovergestelde. Ik kreeg vaak de reactie: ‘Vind je dat niet moeilijk, zo’n hele week alleen creëren?’ Terwijl ik het net als heel bevrijdend ervaarde. Die veelgehoorde reactie was zo verschillend van hoe ik me er zelf bij voelde dat ik dacht: het is interessant om te kijken waar dat vandaan komt. Toen ik op school zat, had iedereen al dezelfde bascule, dus de zoektocht die jij omschrijft speelde bij mij minder. Mijn drijfveer om deze voorstelling te maken kwam voort uit het feit dat ik tot dan toe steeds in collectieven had gewerkt. Het was heel fijn, maar artistiek waren we het niet altijd met elkaar eens. Na een tijdje wilde ik zo graag iets maken waar ik helemaal achter kon staan, dat ik besloot het in m’n eentje te doen. Ik ben beginnen nadenken over hoe ik de bascule alleen kon benaderen. In het begin trok ik – net zoals alle anderen – een heel zwaar gewicht op, dat ik dan één keer kon laten vallen om een sprong te doen. Maar daarin botste ik heel snel op de limieten. Toen dacht ik: ik moet een andere manier bedenken.”

Of hoe je het alleen zijn heel verschillend kan ervaren.

Luuk: “De link tussen alleen zijn en eenzaam zijn is voor mij niet meteen gemaakt, terwijl veel mensen het al snel met elkaar associëren. In de voorstelling wil ik uitdragen dat alleen zijn heel bevrijdend en empowerend kan werken. Natuurlijk zijn er momenten geweest in de creatie waarop ik niet meer wist waar ik moest zoeken, maar de positieve kant ervan nam echt de overhand. Je moet voor alles een andere manier bedenken en dat brengt creativiteit, leuke ideeën en gekke situaties met zich mee.”

Joren: “Ik volg wel het idee van compromisloos kunnen werken. Ik had evengoed met anderen in het atelier kunnen kruipen, maar het heeft heel vaak gebotst met mijn springpartners. Niet alleen op artistiek vlak, ook in alles daarrond. Op welke vragen ga je in? Gaan we een jaar naar Noord-Amerika, blijven we in Europa, gaan we naar Rusland? Ook daarin waren de compromissen soms zo groot, dat we kozen voor de middenweg die we allebei niet leuk vonden. Na tien jaar dacht ik: misschien moet ik eens volledig doen wat ik wil doen.”

(c) Tom Van Mele
© Tom Van Mele

Maar toen…

Joren: “… ben ik heel snel gebotst op het feit dat als er dingen niet lukken en je zit vast, het toffer is om samen vast te zitten. Dan kan je elkaar daaruit trekken. Als iets ineens lukt is het trouwens ook fijner om dat samen te overwinnen. Dan heb je iemand om dat mee te delen. Ik ontdekte dat wat ik fijn vind aan de discipline van bascule, net is dat je het samen doet. Mijn focus is verschoven naar collectiviteit. Hoe kan ik delen met het publiek hoe het voelt als je een nieuwe sprong probeert en het lukt. Als je op een niveau geraakt waar je nog niet geweest bent. Dat bereik je bij bascule altijd als groep. Dat wilde ik deelbaar maken.”

En toen heb je opnieuw anderen betrokken?

Joren: “Bij mij is er altijd iemand bij, maar ik houd de touwtjes wel in handen. Ik heb nood aan dat klankbord, ik moet het kunnen uitleggen, dat helpt me vooruit. Maar ik bescherm mijn ideeën. Met een onderzoeksbeurs van Circuscentrum heb ik tijdens een residentie elke dag 10 mensen zonder circusachtergrond betrokken bij mijn onderzoek. Ik maakte opstellingen om te ervaren hoe publiek ermee in interactie zou gaan. Het mocht geen workshop worden, maar ik wilde wel ergens geraken met een groep. Spontaan creëren. Ik heb heel lang gezocht hoe het kon werken.”

Luuk, laat jij nog anderen toe in de repetitiezaal?

Luuk: “Ik heb met outsides eyes gewerkt. Benjamin Richter, een jongleur uit Duitsland, en ook Piet Van Dycke voor de choreografie. Ik vond het belangrijk om met iemand te kunnen sparren. Maar ik heb ook heel veel opgeschreven om een output te hebben van wat er allemaal in mijn hoofd omging. En mezelf heel veel gefilmd. Vaak heb je het idee dat iets tof is, maar als je het terug bekijkt ziet het er niet uit. En ook andersom. Dat je denkt, ‘dit wordt niets’, maar het van buitenaf heel krachtig blijkt te zijn. Dat heeft me veel geholpen.”

Joren: “Voor mij is de voorstelling van Luuk echt wat ik had willen doen. Is een gewicht hetzelfde als een partner, dat is heel objectiverend, maar ook heel herkenbaar.”

Luuk: “Toen ik mijn project begon wist ik dat jij daar ook mee bezig was, dus ik was meteen heel benieuwd…”

Joren: ”Je hebt me gecontacteerd om te vragen waar ik mee bezig was.”

Luuk: “Ja, en online gezocht naar foto’s en video’s om een beeld te krijgen van wat jouw uitgangspunt was. Ik had wel door dat we twee heel verschillende dingen binnen dezelfde categorie aan het maken waren. Maar je uiteindelijke voorstelling heb ik niet kunnen zien.”

Is er ook zoiets als alleen zijn in een groep?

Joren: “Daar ben ik nu mee bezig. Het grote gevaar van bascule – en dan neem ik even de typische Extreme Convention als voorbeeld, waarbij het testosterongehalte heel hoog is – is dat sommigen ertoe aangetrokken worden, maar er ook bepaalde acrobaten geïntimideerd zijn en hun plek niet vinden. Ze voelen zich niet veilig. Ik wil nu de heterogeniteit in een groep opzoeken. Waarbij je binnen een collectief heel veel respect hebt voor individuele expressie.”

Luuk: “Het macho-achtige, daar liep ik ook tegenaan. Bascule is eigenlijk een oud-Koreaans volksspel dat alleen door vrouwen wordt gedaan, maar in de circuswereld zijn het bijna alleen mannen die springen. Ik kon mezelf niet helemaal vinden in de manier waarop de discipline wordt beoefend. Ik heb in mijn voorstelling een zachtheid gevonden die weggaat van dat hele masculiene.”

My loneliness is killing me

Waar brengt de bascule jou op dit moment, Joren?

Joren: “Ik spring geen bascule meer. Het spontane collectieve creëren met het publiek staat nu voorop. Het doel is om mensen – die elkaar niet kennen – voor heel even dichter bij elkaar te brengen. Maar de weg er naartoe is helemaal anders dan in ALLEEN. Al neem ik er natuurlijk wel bepaalde elementen uit mee. Maar geen bascule. Al gaan er op één of andere manier hopelijk wel mensen de lucht in gekatapulteerd worden.”

En dat ben jij niet?

Joren: “De bedoeling is dat het publiek ook daar effectief aan meedoet. Ik wil nu opgaan in de groep.”

Kan een toeschouwer ook beslissen om niet deel te nemen?

Joren: “Het streven is dat iedereen zichzelf kan zijn. En er zijn grenzen. Als ik naar dat grensveld kijk in ALLEEN, daar zit een hele kleine actie in waarbij het publiek aan koorden moet trekken. Veel mensen houden hun handen weg en nemen het koord niet aan. Vanaf het participatief wordt voelen ze zich niet op hun gemak. Maar dan is er ook zoiets als groepsdruk. Iedereen pakt de koorden en als ze dan de enige zijn die dat niet doet, nemen ze wat ongemakkelijk het touw beet. Ze moeten niet meedoen van mij, erger is als ze verdwijnen en op die manier zeggen: ‘ik wil hier geen deel van uit maken.’ Welke positie ze ook innemen in een groep, ze moeten zich er veilig en comfortabel bij voelen.”

(c) Tom Van Mele
© Tom Van Mele

Hoe sta jij daarin, Luuk?

Luuk: “Toen ik nog met m’n collectief aan het optreden was, voelde ik hoe lastig het was om het publiek te blijven betrekken. Zodra je daadwerkelijk gaat springen, ligt de focus volledig daarop, je moet geconcentreerd zijn en hebt geen oog meer voor hen. En doordat het als indrukwekkend wordt beschouwd wat je doet, distantieert het publiek zich ook een beetje van de artiesten, ligt de focus op de actie. Het is heel lastig om actief de relatie te behouden.”

Joren: “In ALLEEN ervaar ik dat heel fel. De voorstelling begint met twee, maar zodra de bascule opgesteld staat vertrekt mijn partner. Ik breek de bascule af tot er alleen nog maar een plank overblijft. Een echte anticlimax. Je voelt hoe die verwachting van aan het begin niet ingelost wordt en hoort ze letterlijk fluisteren ‘oh nee, het is zo’n voorstelling’.”

Circus moet spektakel zijn?

Luuk: “Ik weet niet of het voor circus in het algemeen geldt, maar bij bascule speelt het spektakelverlangen heel erg mee. En dat snap ik, ik kan ook erg genieten van een virtuoze sprong. Het een is niet beter dan het ander. Er zijn nog genoeg mensen die nog geen weet hebben van het bestaan van hedendaags circus. Als ik hen vertel dat ik acrobaat ben, dan is de automatische connectie dat ik spectaculaire salto’s kan maken. Ik heb buren van mij, die normaal niet met circus in contact komen – ze zijn schippers geweest – uitgenodigd om naar LONE te komen kijken zonder hen iets van context mee te geven. Ze hadden geen idee wat hen overkwam. Niet per se negatief, want ze vonden het ook heel mooi en iets dat ze nog niet eerder hadden gezien. Maar het was zeker niet wat ze hadden verwacht.”

Het haalde hen uit hun comfortzone?

Luuk: “Ja.”

Je benoemde al dat je het belangrijk vindt om dat verwachtingspatroon te doorbreken. Houdt dat je ook bezig tijdens het maken?

Luuk: “Ik denk wel dat ik ermee bezig ben, omdat ik het belangrijk vind dat het aansluiting vindt. Als er voor het publiek niets aan is, is het een heel eenzijdige relatie. Ik zoek naar dingen die interessant zijn voor allebei, waarin ik mijn eigen zeggenschap heb en het publiek het hopelijk goed onthaalt.”

Samen naar het toilet

Ik las deze zomer het boek Is het leven beter met twee? en vond jullie de ideale gesprekspartners om deze vraag aan voor te leggen.

Luuk: “Ik denk het wel. Ik denk dat de mens heel erg neigt naar groepsgevoel of relatie. Maar dat betekent niet dat het leven in je eentje er niet meer kan zijn.”

Joren: “Ik ben er zeker van: het leven is beter met twee. Of met meer eigenlijk, ik denk dat het heel belangrijk is om veel connectie te maken met mensen die je kent én niet kent. Dat is ook een artistiek vraagstuk. Het publiek dat ik bereik is heel specifiek. Mensen die niet tot een voorstelling komen toch kunnen betrekken, zoals jij vertelt over je buren, dat vind ik een belangrijke uitdaging. Maar binnen het met twee zijn, is het heel belangrijk dat je je eigen plek kan krijgen. Anders ga je dingen doen waar je niet achter staat.”

Luuk: “Als je een idee uitvoert waar je niet achter staat, dan kan het resultaat eigenlijk niet goed zijn.”

Joren: “Wat ik heel fel op school heb ervaren is dat vanaf je een duo vormde, de verwachting was dat je voortaan alles samen deed. Ik nam dat voor waar aan. Het was zoals getrouwd zijn. Elke oefening, elke beslissing werd je geacht om samen te maken.”

Gingen jullie ook samen naar het toilet?

Joren: “Nee, zo erg was het niet. In de schoolse omgeving was dat heel goed omkaderd, maar daarbuiten was het moeilijk. Ik heb echt moeten leren om naast het collectieve ook eigen keuzes te maken, los van mijn vaste partner, met anderen.”

Luuk: “Op dat moment, in de klas, heb je elkaar nodig want je doet teeterboard en dat wil je blijven doen. Maar je levert zo veel in van je eigen vrijheid en authenticiteit, tot er niets meer overblijft.”

Joren: “Alleen ben je niets, dat was eigenlijk de boodschap op school. Daarin zat volgens mij voor ons allebei de uitdaging, om het toch eens te proberen. In andere circusdisciplines is het alleen zijn heel vanzelfsprekend. Als ik begonnen was in een solodiscipline, dan had ik waarschijnlijk al sneller opgegeven.”

Luuk: “Mijn drijfveer voor de voorstelling was het alleen zijn, maar ik was ook niet echt tevreden met wat er gemaakt werd met bascule, zowel niet in wat ik zag als in wat ik zelf aan het doen was. Ik voelde dat we een beetje vastzaten binnen ons wereldje van bascule, dat de drive naar innoveren er niet meer was. Door de discipline als individu te benaderen in plaats van collectief, hoopte ik op nieuwe dingen uit te komen. Wat is er nog meer mogelijk naast het repetitieve patroon van het springen?”

(c) Tom Van Mele
© Tom Van Mele

Hoe gaan jullie nu verder in jullie parcours?

Luuk: “De discipline bascule is niet meer wat me interesseert. Nu verhoud ik me tot een object, toevallig de bascule, maar het zou ook iets anders kunnen zijn. In dat opzicht bewonder ik jongleurs, die daar heel innoverend in zijn.”

Joren: “Heb jij het gevoel dat er, voor je alleen werkte, eigenlijk geen relatie was met de bascule, alleen tussen de twee springers? Alsof de plank alleen maar een doorgeefluik is tussen jullie?”

Luuk: “Net als de matten er alleen waren om je op te vangen. Je neemt ze voor lief.”

Joren: “De bascule is drie keer zo groot geworden sinds ik ben afgestudeerd, om de sprongen hoger te maken. Toen ik op school zat was het verboden om er matten onder te leggen, anders gingen ze kapot. We hebben ervoor gevochten om ze toch te kunnen leggen. Nu is het een heel log ding, het staat daar en kan niets anders meer worden.”

Luuk: “Het teeterboard bij mij op school woog 300 kilo, je kon het niet verplaatsen. Het zorgt ervoor dat je technisch en acrobatisch heel veel kan doen, daar is een grote ontwikkeling in geweest…”

Joren: “… het is heel degelijk en veilig geworden, maar nu is het tijd om er een andere draai aan te geven. Die extra salto heeft geen meerwaarde meer.”

Luuk: “Iedereen die rond mijn tijd van de scholen afstudeerde, deed min of meer dezelfde act, alleen met een ander jasje aan. Ik denk ook dat het weer tijd is om dat af te breken. Al heb ik wel een tijd die drive gevoeld, om de beste te zijn.”

Joren: “Ik ook, ik heb ook een tijdje op die manier meegedraaid.”

Luuk: “Ik zie dat niet per se als iets negatiefs…”

Joren: “… maar als dat de overhand neemt, vind ik dat heel jammer.”

Luuk: “Het is heel erg de kracht van circus, dat je jezelf pusht en kijkt waar je grenzen liggen. Daar lag op school de focus.”

Joren: “Laat die tien mensen die tot de top van de wereld behoren nu maar verder springen, maar ik vind het niet nodig dat er nog andere mensen gaan investeren om dat te gaan nadoen.”

Luuk: “Ik vind dat het allebei kan bestaan, maar een school hoeft daar niet meer de nadruk op te leggen. Er kan er maar één technisch de beste zijn; de creativiteit errond, daar valt veel te rapen. Maar ik hou nog steeds van het spektakel.”

En heb je de kick nog nodig?

Luuk: “Steeds minder. Ik zocht altijd de adrenaline op. Tijdens dit creatieproces kon ik het technisch niet pushen, omdat ik alleen was en het veilig moest blijven. Ik weet bijna zeker dat ik met mijn constructie een dubbele salto zou kunnen springen, maar ik heb het nog nooit gedaan, omdat ik het niet waard vind om te riskeren. En de voorstelling heeft het ook niet nodig. Ik denk dat ik de kick nu ergens anders in vind.”

Joren: “Bij mij is de kick er nog. Ik wil niet te veel spelen, omdat het moment dat ik een salto doe terwijl het publiek de koorden trekt een overwinning moet blijven. De fragiliteit moet er zijn. Doe ik het of doe ik het niet? Dat kan je niet spelen.”

www.luukbrantjes.com

www.jorendecooman.com

Auteur: Ine van Baelen
Dit artikel verscheen in Circusmagazine 73 (december 2022)