‘Het krachtige en breekbare van ons menszijn vind ik terug in acrobatie.’ Serena Wuytack duikt met Salto Amortale de circuswereld in

Met Salto Amortale, een versmelting van acrobatie, clownerie, dans en beeldend theater, maakt Serena Wuytack haar debuut in de circuswereld. De allround kunstenares voegt zo, naast dans en beeldende kunst, nog een discipline toe aan haar al uitgebreide artistieke cv. “Mocht al die creativiteit wegvallen, zou ik nog maar weinig zin ervaren in mijn leven.”

Salto Amortale ©Fotokultuur/Tom Van Mele
©Fotokultuur/Tom Van Mele

Serena Wuytack (38) deelt het atelier met haar vader, beeldhouwer Frans Wuytack, in een dorpje nabij Gent. “Hij heeft een heel leuk atelier, waar ik van kinds af aan al speelde en mijn eerste ontdekkingen deed,” vertelt ze. “Het is een plek waar veel tijden gekruist zijn.” Toch moet ze voor haar dansprojecten uitwijken naar residentieplekken met meer bewegingsruimte. Al droomt ze wel van een eigen dansstudio, op een dag. “Het is toch wel handig om een autonome plek te hebben waar je ieder moment terechtkan.”

Momenteel werkt Wuytack aan de voorstelling Salto Amortale, waarvan de première dit najaar plaatsvindt tijdens Vitrine Perplex in Kortrijk. Daarin komen haar twee passies samen: beeldende kunst en beweging. Op de vraag hoe en wanneer het eerste idee ontstond, heeft ze geen pasklaar antwoord klaar. “Ideeën bewonen je dikwijls al veel vroeger dan ze tot ontwikkeling komen,” zegt ze cryptisch.

Toch was er een concrete aanleiding voor deze voorstelling: toen ze enkele jaren geleden het acrobatenkoppel Duo ZOZO bezig zag, wist Wuytack: met hen wil ik graag samenwerken. Ondertussen is het duo als koppel uit elkaar, wat gevolgen had voor Salto Amortale. “Als een relatie afspringt, is het moeilijk om nog samen te trainen,” zegt Wuytack. Daarom werkt ze enkel nog met Jarno Vanthuyne, aangevuld met Sofia Enriquez Martinez, die net afgestudeerd is aan de Brusselse circushogeschool ESAC en via audities bij het project betrokken raakte. “Het was met een beetje pijn in het hart dat we een oplossing hebben moeten zoeken,” aldus Wuytack. “Maar ik geloof dat het lot altijd leidt de mooie dingen.”

Waarom wilde je graag met circusartiesten werken?
Serena Wuytack: “Op de Kunsthumaniora geef ik les in partnering en lifttechnieken, en ik heb ook workshops gegeven waar circusduo’s naartoe kwamen. Beide prikkelden me om hierop voort te gaan. Het past ook bij het onderzoek dat ik deze keer wou voeren. In Salto Amortale wil ik graag verschillende tijden door elkaar laten lopen: de gestolde tijd van een beeldend kunstwerk en de vluchtigheid van de podiumkunsten. Dat komt samen in het idee om een mensenfiguur te laten losbreken uit een beeldhouwwerk. Voor mij draait het stuk om de breekbaarheid van het menszijn, het bewonen van tijd. Dat zag ik ook bij Duo ZOZO. Als je hen bezig ziet, denk je vaak toch: ai, zo gevaarlijk wat jullie doen, als dat maar goed afloopt! (lacht) Daar zit voor mij de link: het krachtige en breekbare van ons menszijn vind ik terug in acrobatie.”

Hoe is daar de mythe van Pygmalion bijgekomen?
“In de oude mythes is Pygmalion een Cypriotische prins en beeldhouwer. Hij wordt verliefd op zijn eigen creatie: een beeldhouwwerk van een vrouw. Het is zijn muze, zijn obsessie. Hij vraagt aan Aphrodite om van haar een echte vrouw te maken, wat lukt. Het beeld komt tot leven, maar begint ook een eigen leven te leiden. Dat vind ik een heel fascinerend idee. Ik hou sowieso van magisch realisme. Wat is echt, wat is niet echt? Gebeurt het in werkelijkheid of enkel in het hoofd? Heel boeiend!”

Hoe vertalen jullie dat naar de voorstelling?
“Jarno speelt een kunstenaar die in zijn atelier werkt aan een beeld, dat op een bepaald moment breekt. Er komt een jonge vrouw uit tevoorschijn, die zijn leefwereld op stelten zet. Met haar ondeugende nieuwsgierigheid gooit ze heel zijn voorspelbare leventje overhoop. Daaruit volgen dan weer theatrale misverstanden en allerlei komische, poëtische situaties. Dat opzet biedt ook veel clowneske mogelijkheden. Daarom ben ik ook zo blij dat Danny Ronaldo onze voorstelling zal coachen. We laten ons daarnaast ook graag inspireren door het surrealisme, denk aan Dali en zijn smeltende klokken.”

Je hebt zelf het beeld ontworpen dat telkens weer openbreekt. Welk materiaal gebruik je daarvoor?
“We hebben veel experimenten gedaan rond breekbaarheid om de juiste techniek te vinden. Uiteindelijk hebben we als materiaal gekozen voor een mousse waarmee ook voetballen worden gemaakt – je weet wel, die waarmee je vroeger op school niet de ruiten kon kapot shotten. (lacht) Die mousse beschilderen we, waardoor het eruitziet als een mooie marmeren piëta. Tot dus op een bepaald moment het hoofd – dat een replica is van de vrouwelijke performer – ervan valt.”

De mythe van Pygmalion krijgt ook de kritiek dat het een cliché is van de mannelijke schepper die zijn vrouwelijke droombeeld creëert. Hoe gaan jullie daarmee om?
“Dat gooien we inderdaad een beetje overhoop! Het Pygmalionverhaal is bij ons slechts het vertrekpunt, de voorstelling is er geen illustratie van. Voor mij draait het meer om het hart van de kunstenaar, die met zoveel liefde een nieuwe wereld creëert. Bij ons is het mannelijke personage iemand die vastzit in zijn routine, terwijl de vrouw veel vrijer is en alle wetmatigheden aan haar laars lapt. Zij sijpelt binnen in zijn atelier. Bij ons is het dus net omgekeerd: zij is een heel krachtig en ongrijpbaar personage die hem uit zijn sleur trekt. Ook in de partneracrobatie – waarbij het traditioneel zo is dat je een sterke man hebt als base op de grond en een kleinere, lichtere vrouw als de flyer – proberen we daarmee te spelen.”

Is die liefde voor circus er altijd al geweest in jouw leven?
“Ja. Als we op reis waren en er speelde ergens een klein familiecircus, dan nam mijn moeder me er mee naartoe. Later heeft die liefde zich verder ontwikkeld. Zo hou ik ook enorm van de humor uit het circus. Vooral bij clowns: het is veel moeilijker om met een goede timing en ritme mensen te doen lachen dan om iets dramatisch te doen. Maar naast het klassieke hou ik ook enorm van het vernieuwende circus. Bij dansworkshops komen vaak mensen uit het circus. De wisselwerking tussen beide werelden fascineert me. Er waait momenteel een frisse wind door de circuswereld, die erg open staat voor experiment. Die drang om te experimenteren voel ik ook in mijn hart – het is een belangrijk element van ons menszijn.”

Uiterst links: Serena Wuytack ©Fotokultuur/Tom Van Mele
©Fotokultuur/Tom Van Mele

Is het heel anders om met circusartiesten te werken dan met dansers?
“Ja en nee. Ik denk dat elke mens een andere wereld is en dat die verschillen groter zijn dan tussen de disciplines. Ik vind het dus meer een persoonsgebonden kwestie, maar tegelijk merk ik ook dat je acrobaten de tijd moet geven om fysieke trucs te trainen. Zeker bij partneracrobatie moet je elkaar echt goed kunnen aanvoelen, zodat twee lichamen bijna één lichaam worden – en dan nog gebeuren er al eens ongelukjes.”

Een gelijkenis tussen jou en de circuswereld is dat jij ook het métier, of toch op vlak van beeldende kunst, kreeg aangeleerd van jouw vader.
“Ja! Het idee dat iets wordt doorgegeven van de ene op de andere generatie, vind ik heerlijk en charmant. Kijk naar Danny Ronaldo, die de stiel ook heeft geleerd van vader op zoon en het métier ondertussen zelf heeft doorgegeven aan zijn kinderen. Toen ik twaalf was, stuurde mijn vader een werk van mij in voor een wedstrijd voor volwassenen. Ik won de eerste prijs. (lacht) Maar hij pushte mij nooit om beeldhouwer te worden, het was meer van: maak dingen die iets kunnen betekenen. Hij zat vaak gewoon in zijn atelier, terwijl ik er vliegende gocarts met mijn broer bouwde. (lacht) Tegelijk stopte hij mij en mijn zussen ook soms bewust een blok wasco of klei in de handen, waarmee we dan konden doen wat we wilden. Het voelde aan als een open uitnodiging, die we met beide handen grepen.”

Waarin lijk je op jouw vader?
“We hebben eenzelfde creatieve drive om ons leven te vertalen en uit te drukken in kunst. Dat zoiets je met elkaar verbindt, is zo mooi.”

Eerste stapjes in Latijns-Amerika

Haar vader was niet de eerste de beste. In het boek Persona non grata, Frans Wuytack, dat Serena en haar zus Maya schreven, doken ze in het bijzondere leven van hun nu 87-jarige vader. “Mijn papa is een hevige vredesactivist,” vertelt ze. “Hij was tegen elke vorm van bewapening, dat haalt niets constructief uit op deze planeet. Hij heeft de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en groeide op in een heel arme fabriekswijk; zijn moeder werkte op haar twaalfde al in de spinnerijen in Sint-Niklaas. Hij groeide op in moeilijke omstandigheden, maar komt uit een familie van mensen die vooruit wilden komen en geloofden in verandering. Zo leidde zijn grootvader begin 20ste eeuw al de havenstakingen in Antwerpen.”

Frans Wuytack trok als priester naar Venezuela, waar hij een spilfiguur werd in de sociale revoltes in de sloppenwijken. “In de barrio’s was er lange tijd geen water,” vertelt Serena. “Na vele acties en gesprekken werd besloten om de autosnelwegen die Caracas bevoorraadden af te zetten uit protest. In de menigte betogers torsten de jongeren van de barrio’s een vijftigtal grote kisten op hun schouders. Bij aankomst aan de autosnelweg hesen ze daaruit grote gipsen beeldhouwwerken. Die reusachtige monumenten plaatsten ze op lege kratten verspreid over de vier rijvakken. Een baanbrekende tentoonstelling! Achter de beelden stonden de mensen van de barrio’s. De soldaten en oproerpolitie die de weg met het nodige geweld moesten ontruimen, werden hierdoor verrast en even uit hun routine gehaald. Hun perceptie op deze menigte arme ‘oproerkraaiers’ kreeg voor even een menselijk gezicht. Uiteindelijk werden ze uit elkaar geslagen en ontsnapte mijn vader die dag aan de dood. Kunst haalt ons even uit onze (denk)routine, dat is er zo krachtig en levensnoodzakelijk aan!”

©Fotokultuur/Tom Van Mele
©Fotokultuur/Tom Van Mele

Je bent zelf opgegroeid in Costa Rica. Heeft dat een grote invloed gehad op jouw leven?
“Ik ben geboren in België, maar toen ik zes maanden oud was, zijn mijn ouders verhuisd naar Costa Rica. Mijn papa is er beginnen te werken op koffieplantages. Ook daar heeft hij protesten geleid omdat mensen er bespoten werden met pesticides. Uiteindelijk zijn mijn ouders naar België teruggekeerd toen ik drie was. Er is een Japans spreekwoord dat zegt dat je eerste drie levensjaren het klimaat vestigen waarin je je latere leven zult rondwaren. Dat klopt voor mij, denk ik. Het feit dat ik niet ben opgegroeid in een gesetteld systeem van crèche tot kleuterschool, maar in uiteenlopende situaties in andere landen, heeft mijn leven gekleurd. Het is een bron van inspiratie en heeft me over veel zaken doen nadenken. Vaak denkt een mens vast te zitten in een realiteit, maar ik heb geleerd: er is altijd een mobiliteit. We zitten als mens niet vast, er zijn heel veel mogelijke werelden.”

Als volwassen vrouw keerde Wuytack terug naar Latijns-Amerika, het continent waar ze ooit haar eerste stapjes zette. Ze verdiepte zich er verder in flamenco, salsa, voodoo en Latin dansstijlen en danste er in verschillende compagnies. Daarnaast trok ze in landen als Mexico en Venezuela geregeld de sloppenwijken in om met andere dansers en muzikanten creatief te werken met jongeren en een band met hen aan te gaan, in een poging ze uit de drugswereld te houden. Naast haar praktijk als danser en docent beheerst ze een scala aan beeldende-kunsttechnieken: zo ontwikkelde ze een geheel eigen stijl met haar bronzen sculpturen en ontwierp ze al verschillende juwelencollecties.

Zie jij jouw beeldend en performatief werk als een verlengde van elkaar, of gaat het net om twee heel verschillende zaken?
“Er zijn veel raakvlakken, maar er is wel een andere bundeling van tijd. Een foto kan je achteraf terug vastnemen, de wereld die daarop wordt afgebeeld blijft aanwezig en is zelfs grijpbaar en tastbaar. Als ik kijk naar de beelden in mijn atelier, ervaar ik veel rust. Ik hou ervan om de tijd even te kunnen stilzetten, het is iets wat ik te weinig doe voor mezelf. Als ik enthousiast ben, vlieg ik alle richtingen uit. Bij mijn fysieke dansprojecten kan ik me helemaal smijten en uitleven. Maar na afloop blijven daar geen sporen van over.” (lacht)

Wat is jouw drijfveer achter al dat creëren?
“Simpel: kunst maken is voor mij zoals ademen. Creativiteit is voor mij de zuurstof die ik nodig heb om te leven en deel te zijn van de maatschappij. Mocht dit alles wegvallen, dan zou ik nog maar weinig zin ervaren in mijn leven. Dat is ook het mooie aan het intergenerationele: je ontdekt dat creativiteit een essentieel deel is van het menszijn. Het is de blik waarmee je naar de wereld kijkt en eraan deelneemt. Het is contact maken met de wereld en met jezelf.”

www.serenawuytackart.com

Auteur: Filip Tielens // Fotograaf: Tom Van Mele
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #70 (maart 2022)