Fin de carrière: 100 jaar geleden

Wat waren je opties zo’n honderd jaar geleden als circusartiest wanneer je je Leotards, clownspak of jongleerkegels voorgoed aan de kapstok hing? Wie de drie legendarische boekjes ‘Brusselse – Gentse – Antwerpse circusartiesten’ van André De Poorter al eens besnuffelde, weet dat er een waaier aan fin-de-carrièremogelijkheden bestond: rentenieren, impresario worden, veranderen van discipline (acrobaat wordt clown), een theater runnen, moeder worden, een café beginnen, kinderen of familie de knepen van het vak leren, artiesten managen of gewoon blijven doorgaan tot een gezegende leeftijd.

George Davis

We belichten enkele artiesten uit ons onderzoek (‘Belgische circusartiesten in Amerika (1900-1940)’ die begin vorige eeuw naar Amerika trokken om er te spelen in grote circussen, vaudevilletheaters en op State Fairs. Welke mogelijkheden openden er voor hen naarmate ze vorderden op hun levenspad? Maakte de oversteek naar Amerika het verschil voor hen op latere leeftijd?

Chesty

Chesty
Chesty
Chesty

Tussen 1915 en 1930 gaat acrobaat Paul ‘Chesty’ Mortier (1888-1952) minstens drie keer naar Amerika heen en terug met de circusfamilie Vuylsteke de Laps (Saratos). Van 1930 tot zijn dood in 1952 ontpopt hij zich als ‘Chesty’, één van de prominente clowns van Ringling Brothers Barnum & Bailey (RBBB). Hij is nooit getrouwd, heeft geen kinderen. Zijn leven lijkt helemaal verweven met RBBB. Tijdens zijn laatste seizoen wordt hij zwaar verkouden. Drie dagen zien zijn collega’s hem niet in de piste. Ze vinden hem de volgende ochtend dood in zijn brits wanneer de nachttrein halthoudt op de nieuwe speellocatie. Hij stierf aan een longontsteking.

Joe Dekoe

Joseph De Kock of Joe Dekoe (1881-1973) kent een onwaarschijnlijk succesvolle carrière in Amerika. Hij begint als acrobaat bij het gezelschap van zijn oudere broer Hubert De Kock met wie hij op vijftienjarige leeftijd voor het eerst naar Amerika trekt. Van 1909 tot 1923 speelt hij met zijn eigen ‘Joe Dekoes Troupe’ onafgebroken bij Barnum & Bailey (vanaf 1919 bij RBBB). Daarna keert hij terug naar België om van zijn pensioen te genieten. Victor Gombert (clown Toto Chabri) kent Joseph als ‘oom Joe’ uit zijn kindertijd. “Mijn grootmoeder was Marie De Kock, de zus van Joe. Hij verhuurde enkele huizen, waaronder ook zijn grote villa in Vorst omdat hij dichter bij zijn zus wou wonen. Zo kwam hij in ons appartementsgebouw terecht.”

Rentenieren was volgens Victor Gombert altijd Josephs plan geweest. “Op tournee verbleven artiesten in treinwagons een stuk buiten de stad. Wou je de stad in, dan nam je een taxi of bus. ‘Ik neem de bus!’ zei Joseph altijd. ‘Jij bent een gierigaard,’ gekscheerden zijn vrienden. Waarop hij zei: ‘Luister eens hier. Als ik in de veertig ben, ga ik terug naar België. Daarna kom ik nog eens op bezoek. En jullie zullen je nummer niet meer kunnen spelen en nog altijd moeten werken: popcorn en frisdrank verkopen.’ ‘Maar neen, dat zal niet zo zijn,’ lachten ze. Maar het is zo gegaan. Joseph is teruggegaan en ze verkochten popcorn en frisdrank want ze hadden niet op hun centen gelet. Dit was één van de verhalen die hij ons vertelde.”

Miss Athléta
Miss Athléta
Miss Athléta

Miss Athléta

Athléta – Maria Zachritz of Van Huffelen 1865-1927 (?) – wordt op het einde van de negentiende eeuw bejubeld als ‘de sterkste vrouw ter wereld’. Ze heft zonder te verpinken bungelend aan een metalen staaf vier mannen van de grond. Op haar buik laat ze twee paarden op een plank balanceren alsof het pluimgewichten zijn. Athléta is ook nog eens beeldschoon en een steengoede performer. Met haar nummer speelt ze overal in Europa tot in New York. Naar schatting heeft ze zo’n vijftigduizend frank verdiend, een fenomenaal bedrag voor die tijd. Op haar veertigste houdt ze het voor bekeken. Ze laat ‘Villa Athléta’ bouwen in Sint-Niklaas waar ze met haar gezin gaat wonen en helpt mee de carrière van haar drie dochters te lanceren. Ze deelt met hen haar kennis, ervaring en netwerk. Brada, Louisa en Anna Van Huffelen zijn net als hun moeder schoonheden en bijzonder atletisch. Moeiteloos heffen ze 70 kilo. In 1908 spelen de ‘Drie Athlétas’ al in de Folies Bergères in Parijs, de Engelse musichalls en de Hippodrome New York. In 1909 en 1911 keert het trio terug naar Amerika voor een tournee langs de vaudevilletheaters.

Ann Codee

De jongste dochter van Athléta, Anna Van Huffelen (1890-1961), huwt in 1911 met vaudeville acteur en zanger Frank Orth. ‘Ann Codee & Frank Orth’ groeien in de jaren ’10 en ’20 en ‘30 uit tot een zeer succesvol komisch duo. Ze toeren langs de beste vaudeville circuits in Amerika en Canada. Ann Codee steelt als levendige, ‘Parijse’ wervelwind de show en durft haar schriele, serieuze echtgenoot al eens letterlijk alle hoeken van de kamer te laten zien in een slapstick knockabout scène, tot grote hilariteit van het publiek.

Tijdens de jaren twintig krijgt vaudeville het door de opkomst van film en radio steeds moeilijker. Anna en Frank bewegen mee met de evolutie en zetten hun unieke set aan vaardigheden in. Door hun kennis van zowel de Franse, Duitse als Engelse taal in combinatie met hun acteerervaring zijn ze fel gegeerde spelers voor de Vitaphone. Tussen 1928 en 1931 maken ze zo’n 16 unieke comedy kortfilms voor Vitaphone, sommige in het Frans en Duits. Vitaphone is een manier om geluid te syncen met beeld, toentertijd hypermodern aangezien we nog volop in de stille filmperiode zitten. Wanneer de ‘talkies’ of gesproken films het overnemen, maken ook Anna en Frank de overstap, wat meteen het einde voor hen als komisch duo betekent. Omwille van haar Franse accent speelt Ann Codee vaak rollen als meid, muzieklerares, modiste, balletlerares, … In totaal draait ze meer dan vijftig Hollywoodfilms.

Ann Codee
Ann Codee
Ann Codee

George Davis

Het witte doek lonkt ook voor de zonen van Hubert De Kock (broer van Joseph). Georges De Kock (1889-1965) draait vanaf zijn zeven jaar al mee in het gezelschap en later circus van zijn vader. In 1911 komt hij definitief mee met zijn familie naar Amerika. Hij gaat onder de naam ‘George Davis’ aan de slag als vaudeville acteur. ‘Davis’ is de achternaam van zijn moeder, wat in Amerika beter bekt dan ‘De Kock’. Volgens zijn IMDb-pagina (Internet Movie Database) start zijn filmcarrière in 1914. Hij speelt vooral kleinere, meestal komische rollen in zowel films als tv-series. Zijn meest opmerkelijke rol is dat van ‘de magiër’ in ‘The Circus’ (1928) van Charlie Chaplin. Zijn jongste broer, Marcel Eduard De Kock of Eddie Davis (1902-1987) heeft als regisseur en assistent-regisseur meer dan 130 films en tv-series op zijn naam.

Tony Leland

Antoine Lefevere, ook gekend als Tony De Koe of Tony Leland (1887-1951), heeft een drukke tourlijst langs circussen, theaters en State Fairs in 1937-1938, meteen ook het laatste jaar waarin we hem als artiest spotten. ‘The Six Lelands’, geleid door Tony Leland, brengt twee nummers. “Het hoofdnummer presenteert een troupe van zes mannen en een vrouw op de teeterboard. Ze tonen opwindende luchtmaneuvers, waaronder een salto op een colonne à trois vanop een bascule. In hun tweede nummer brengen de Lelands een acrobatische knockabout boxing act die eindigt in een burlesque ‘battle royal’ van absolute nonsens. Een getrainde hond doet ook mee.” (Princeton Daily Clarion, 21 juni 1937)

In 1937 is Tony vijftig, best een hoge leeftijd voor een acrobaat. Toch toert hij nog steeds intensief. Vermoedelijk is hij niet meer de hoogste en meest energieke springer in het teeterboardteam. Vanaf de start van de ‘Lelands’ begin jaren ’20 hebben hij en zijn vrouw Florence Leland het basculenummer gecombineerd met de clowneske boksact. Een slimme zet: met twee nummers zet je jezelf beter in de competitieve markt én je verlengt je carrière met meerdere jaren als je ook een goeie clown bent, wat absoluut het geval is voor Tony. In 1936 vraagt het Gorman Brother Circus hem bijvoorbeeld om als ‘veteran clown’ de coördinatie en productie van de clowns op zich te nemen voor het seizoen.

Besluit

Voor de meeste artiesten uit ons onderzoek betekende de oversteek naar Amerika een mooie carrièresprong en dus ook een stap omhoog op de sociale ladder. Ze speelden vele, meestal goed betaalde data. Aan werk leek het hen nooit te ontbreken, zelfs niet in de moeilijkere jaren dertig. Voor wie besliste om er te blijven, openden bovendien met de tijd ongebreidelde mogelijkheden in de filmwereld die voor hen of hun kinderen zo goed als onbestaande waren in België. Wie terugkeerde had niet alleen een mooie spaarcent op zak, maar ook het prestige, de verhalen en de ervaring van in Amerika getoerd te hebben.

Dit artikel maakt deel uit van een reeks die Gwendolien Sabbe schrijft voor Circusmagazine op basis van haar historisch onderzoek ‘Belgische circusartiesten in Amerika (1900-1940)’. Al haar verhalen kun je volgen op www.circusnomads.com of www.facebook.com/circusnomads. Voor wie graag nog meer foto’s wil zien, check dan zeker www.instagram.com/circus_nomads.

Dit artikel verscheen in Circusmagazine #75 (juni 2023)