Betoverende penseelstreken - Kunst, een ode aan het circus

De Sloveense circusartieste Ana Lekše studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Ljubljana. Haar thesis ging – onder meer – over kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw die circus als inspiratiebron hadden genomen. Voer voor een beeldverhaal, dachten wij bij Circusmagazine, en zo geschiedde.

Ik heb besloten een blik te werpen op de meesterwerken van schilders die gefascineerd waren door de podiumkunsten en die opera en ballet gebruikten als hoofdthema’s in hun werk. De tweede helft van de 19e eeuw vormde het beginpunt van het impressionisme; in deze periode werd het een trend om groepen mensen te schilderen en het dynamische stadsleven af te beelden. Een van de motieven die zijn intrede deed was het circus, wat kunstenaars de vrijheid gaf om verschillende momenten, technieken, invalshoeken en perspectieven te kiezen. Het gebrek aan strikte regels over hoe een circusmotief moest worden geschilderd maakte de weg vrij voor artistieke expressie.

Edgar Degas
Edgar Degas, L'Etoile, 1878, Parijs, Musee d'Orsay

Tussen 1870 en 1900 was Edgar Degas een van de bekendste kunstenaars die het menselijk lichaam in beweging elegant en sierlijk wist af te beelden. Zijn beroemde schilderijen van ballerina’s tonen zijn passie voor het vastleggen van de schoonheid van hun dans. Voordat hij op doek schilderde, bereidde Degas talloze tekeningen, schetsen en verschillende perspectieven tot in de puntjes voor. Zijn schilderij L’Etoile uit 1878 toont Degas’ fascinatie voor felle toneellichten. Op meesterlijke wijze speelt hij met compositiesymmetrie door de ballerina op een perfect maar onstabiel moment vast te leggen, alsof het een foto is. Door het lichaam van de danseres te schetsen creëert hij een illusie van soepele beweging en laat hij haar stralen op het podium.

Edgar Degas
Edgar Degas, Miss Lala au Cirque Fernando, 1879, National Gallery, Londen

In 1879 voltooide Degas zijn schilderij Miss Lala au Cirque Fernando. Voor dit kunstwerk waren duizenden voorbereidende tekeningen nodig om Miss Lala’s fysionomie en elegantie accuraat weer te geven. Het schilderij toont haar terwijl ze haar beroemde aerial rope doet, waarbij ze aan haar kaken hangt. Degas gebruikte dezelfde techniek om de tutu van de ballerina en de typische haardracht van de luchtacrobate af te beelden, waarmee hij een indruk creëert van vederlichte, doorschijnende performers. In beide schilderijen nemen lichtgekleurde kostuums met details in een andere kleur een belangrijke plaats in. Er is echter een verschil in de achtergrond. De achtergrond bij de ballerina is vager, waardoor haar prominente plek op de voorgrond wordt benadrukt, terwijl de omgeving van de luchtacrobate zeer gedetailleerd is, zodat de nadruk ligt op de hoogte waarop ze haar act uitvoert.

Henri Achille Zo
Henri Achille Zo, Trapèze, 1873-1933, Frankrijk

Henri Achille Zo benaderde de schilderkunst op een vergelijkbare manier in Trapèze (1873-1933). Zijn weergave van trapezeartiesten verschilt echter onmiskenbaar van Degas. Het kleurenpalet is veel levendiger door de fellere kleuren. Beide kunstenaars gebruikten geelbruine tinten, maar Zo schilderde een buitengewoon felblauw kostuum in plaats van een pastelwitte variant. Net als Degas weet Zo de extreme hoogte over te brengen, maar hij kiest voor een vogelperspectief om het hele publiek in de arena weer te kunnen geven. De kunstenaar toont een moment vlak voor de start van het optreden. Links bovenin zien we een figuur klaarstaan om de trapezeartiest op de voorgrond op te vangen die zich voorbereidt om door de hele arena te vliegen. Een van de redenen waarom de kunstenaar ervoor koos het trapezeduo vanuit dit perspectief te schilderen, is wellicht het feit dat de zitplaatsen bovenin goedkoper waren. Zo’s penseelstreken zijn dikker en bevatten meer witte stipjes, waardoor hij het effect creëert van reflecties van de spotlight.

James Tissot
James Tissot, Women of Paris: The Circus Lover, 1885, Museum of Fine Arts, Boston

In tegenstelling tot Degas besteedde James Tissot veel aandacht aan realistische details in zijn schilderijen, waarop hij vaak aristocraten afbeeldt. Hij heeft ook met circusthema’s geëxperimenteerd, zoals in zijn reeks The Amateur Circus uit 1882. Een schilderij uit die reeks, Women of Paris: Circus Lover (1885), toont een elegante circussetting in het Circus Molier, dat in die tijd populair was onder aristocraten. Het schilderij laat een clown in de arena zien, twee trapezeartiesten op hun trapezes, en een vrouw op de voorgrond die de late aankomst van de toeschouwer suggereert. Tissots minutieuze oog voor detail is goed terug te zien in de prachtig gevormde rug van een van de acrobaten.

Alexander Calder
Alexander Calder, The Flying Trapeze, 1925, Calder Foundation, New York

De Amerikaanse beeldhouwer Alexander Calder (1914-1945) staat bekend om zijn miniatuurcircus Cirque Calder, dat van 1926 tot 1931 tentoon werd gesteld. Het bestaat uit miniatuurfiguurtjes gemaakt van metaaldraad, hout en restjes textiel, waarmee hij een circusachtige voorstelling opvoerde. In 1925, een jaar voordat hij het circus creëerde, schilderde hij The Flying Trapeze. Dit kunstwerk toont een moment waarop twee artiesten elkaar vasthouden terwijl de andere twee zich klaarmaken voor hun act. Calder maakt slim gebruik van kleur om onderscheid te maken tussen de twee artiesten in de spotlight en de twee in het donker. Op het schilderij is ook een veiligheidsnet te zien, dat verplicht werd vanaf de tweede helft van de 20e eeuw.

William Johnson L'Engle
William Johnson L'Engle, Trapeze Artist, 1926, Provincetown Art Association and Museum, Provincetown, MA

In 1926, tijdens de Harlem Renaissance, creëerde William Johnson L’Engle zijn werk Trapeze Artist. Het schilderij toont twee vrouwelijke trapezeartiesten op hun trapezes. Qua stijl verschilt het van Tissots realistische benadering; L’Engles penseelstreken zijn abstracter, met golvende lijnen en platte figuren. Op beide schilderijen is een clown te zien en beide werken tonen twee artiesten op trapezes. Er is echter een verschil in gender en in de positie van de tweede artiest: Tissots tweede trapezeartiest staat met de rug naar de toeschouwer, terwijl L’Engles vrouwelijke artiest de toeschouwer recht aankijkt. De achtergrond is ook anders: Tissot laat het publiek zien, L’Engle doet dit niet. Tissot geeft ook een horizontaler beeld weer, terwijl L’Engle de arena vanuit een hoger perspectief afbeeldt.

Laura Knight
Laura Knight, The Grand Parade; Charivari, 1929, Newport Museum & Art Gallery, Newport

De Amerikaanse schilderes Laura Knight schilderde een brede verscheidenheid aan motieven, waaronder circusthema’s. Ze reisde zelfs mee met het Carmos Circus om een beter beeld te krijgen van het onderwerp. Haar schilderij The Grand Parade; Charivari uit 1929 toont een parade aan het eind van de voorstelling, met een veelheid aan figuren. Sommige critici wezen op de vlakheid van sommige figuren en weten dit aan een gebrek aan voorbereidende schetsen. Het schilderij stelde haar voor de opgave om alle artiesten op één doek af te beelden. In de bovenste twee hoeken van het schilderij zijn soortgelijke elementen te zien als in Calders werk: de act van een trapezeduo aan de ene kant en het veiligheidsnet aan de andere. Knight maakte nog een kunstwerk met een trapezemotief, The Last Act (1929), waarin acrobaten aan trapezes door de lucht vliegen.

Tussen 1945 en 1955 was Henri Matisse, net als Edgar Degas, gefascineerd door het menselijke lichaam in beweging, met name door het dansende lijf. Zijn stijl was vlakker en abstracter, maar toch wist hij de levendigheid van het lichaam in beweging vast te leggen. In de vroege jaren 1910 maakte hij een reeks schilderijen getiteld La Danse, met twee variaties op een groep figuren, dansend in een cirkel. De eerste versie uit 1909 lijkt meer op een tekening en is geschilderd in pastelkleuren. De tweede versie uit 1910 bevat een typisch fauvistisch kleurenpalet; de huid van de dansers is baksteenrood. In zijn latere jaren stapte Matisse van de traditionele schilderkunst over op collage. Met een schaar knipte hij vormen uit die hij samenstelde tot composities. Een van zijn opvallendste collages maakt deel uit van het boek Jazz (1946-1947) dat 20 illustraties bevat, onder meer met circusmotieven. De collage Jazz - Le Cirque toont een trapezeartiest in een simpele houding, staand op een trapezestok. Met behulp van levendige kleuren en vereenvoudigde details wist Matisse een textiel- of glas-in-loodeffect te creëren in zijn kunstwerk.

Henri Matisse, La Danse, Hermitage Museum, 1910, St. Petersburg, Rusland
Henri Matisse, La Danse (I), 1909, MUseum of Modern Art, New York
Henri Matisse, Jazz-Le Cirque, 1947, Centre Georges Pompidou, Parijs
Fernand Léger
Fernand Léger, Les Trapézistes, 1954, National Gallery of Australia, Canberra

Ook de vooraanstaande kubistische schilder Fernand Léger verwerkte circusthema’s en de podiumkunsten in zijn werk. Zijn unieke stijl vermengde figuratieve met kubistische elementen. In 1945 schilderde hij Les Trapézistes, waarop twee trapezeartiesten te zien zijn die door de lucht zweven. Het gebruik van kleurvlakken roept het idee van felle spotlights op, terwijl de figuren groots en sereen lijken. Léger legt zowel de elegantie als de vermoeidheid van de artiesten vast, waardoor zijn werk een waardevolle toevoeging is aan de collectie van circusgerelateerde kunstwerken.

Marc Chagall
Marc Chagall, Le Cirque bleu, 1950, Tate Modern, Londen

Het opus van Marc Chagall wordt eerder gekenmerkt door een poëtische visie dan door symboliek. Hij schetste een folkloresfeer en was geïntrigeerd door de levendigheid van het circus, wat hij zag als verschillende aspecten van het leven. Chagalls schilderijenreeks met circusartiesten als protagonisten geven de magie en de illusie van trapeze-acts weer, iets wat enkel volledig ervaren kan worden door erbij aanwezig te zijn. Het contrast tussen de onderwerpen en de achtergrond in zijn kunstwerk sturen de focus van de toeschouwer. Le Cirque Bleu uit 1950 brengt op succesvolle wijze de lichtheid en de betovering van luchtacrobatie over, iets wat enkel volledig kan ervaren worden door er live bij aanwezig te zijn. Het contrast tussen de onderwerpen en de achtergrond in zijn kunstwerk sturen de focus van de toeschouwer.

De schilders die besproken zijn in dit artikel hebben met hun fascinatie voor het circus en de podiumkunsten hun stempel gedrukt op de kunstwereld. Iedere schilder bracht een eigen stijl en perspectief tot uitdrukking, van Degas’ verfijnde weergave van de bewegingen van ballerina’s tot Calders innovatieve gebruik van metaaldraadsculpturen in zijn miniatuurcircus. Tissots oog voor detail en Knights ambitie om de essentie van circusartiesten vast te leggen verrijkten dit kunstgenre nog verder. Deze kunstenaars wisten niet enkel de lichamelijkheid van de artiesten weer te geven, maar ook de magie en de emotie van het circusspektakel. Met hun schilderijen, collages en sculpturen transporteren ze toeschouwers naar een wereld waarin acrobaten sierlijk door de lucht vliegen, clowns mensen aan het lachen maken en trapezeartiesten de zwaartekracht tarten. Hun bijdragen gedurende de late 19e en vroege 20e eeuw maakten de weg vrij voor het verkennen van beweging en van de podiumkunsten in de kunstgeschiedenis. Hun experimenten met kleur, compositie en techniek schepten nieuwe mogelijkheden voor toekomstige generaties kunstenaars. Hun werken blijven mensen vandaag de dag nog steeds inspireren en boeien, en ze herinneren ons aan de blijvende allure van het circus en de podiumkunsten als onderwerpen voor artistieke expressie.

Ana Lekse
Ana Lekse

Ana Lekše (°1993) is een Sloveense circusartiest gespecialiseerd in aerial rope. Ze maakt ook kostuums, hoofdstukken en maskers. Na haar vrijwilligerswerk bij Cirkus in Beweging bleef ze wonen en werken in België en werkt ze samen met een breed scala aan artiesten.

Met dank aan Hazel Lam (editing Engelse versie) en Anne Elshof (vertaling).
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #76 (september 2023)